A : de koning/regering krijgt zijn macht niet van God, maar van de burgers.
B: om machtsmisbruik te voorkomen moeten de uitvoerende, rechterlijke en wetgevende macht gescheiden zijn.
C: Het is de taak van de overheid om de natuurlijke rechten van de burgers te beschermen. (leven, vrijheid, bezit)
D: de burgers mogen een overheid vervangen als die niet hun instemming heeft.
E: de regering moet de 'algemene wil' uitvoeren.