Uiteenzetting les 5: Van Bouwplan naar Tekst

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Regels
  • Wanneer ik aan het woord ben, is het stil. Als je iets wil zeggen, doe je dit door je hand op te steken. 
  • Kom voorbereid naar de les: zorg ervoor dat je al je benodigde lesmateriaal bij je hebt en ga op je eigen plaats zitten.  Geen boek bij je? Dan pak je een boek achteruit de klas (Wonder). Haal dus op tijd (in de pauze) je boek uit de kluis.
  •  Doe actief mee met de les. Zorg er dus voor dat je de opdrachten maakt.
  • Schreeuw niet door de klas, je mag overleggen met de persoon naast je, maar zorg ervoor dat je niet de hele tijd omgedraaid zit of met anderen bezig ben.

Slide 2 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

 vorige lessen
  • Tekststructuren, bronnen, bouwplan.


Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Herhaling tekststructuren
Van bouwplan naar tekst

Slide 5 - Slide

Oefenen met: Tekststructuren
Open les 4 in LessonUp.
Lees de teksten en maak de opdrachten op slide 6 t/m 24.
timer
10:00

Slide 6 - Slide

1. Verschijnsel-verklaringsstructuur
Verklaringsstructuur. Hierbij geef je in de inleiding een verschijnsel. In het middenstuk geef je kenmerken, voorbeelden, oorzaken en effecten. In het slot geef je een samenvatting en een mogelijke toekomstverwachting.

Inleiding       Noemen verschijnsel

Kern               Kenmerken
                         Oorzaken
                         Gevolgen 

Slot                Samenvatting en verschijnsel in toekomst

Slide 7 - Slide

2. Vraag-antwoord structuur
Vraag-antwoord structuur. Hierbij geef je in de inleiding een vraag en in het middenstuk de antwoorden. In het slot geef je een conclusie of samenvatting.

Inleiding       Hoofdvraag stellen

Kern               Antwoord deelvraag 1
                         Antwoord deelvraag 2
                         Antwoord deelvraag 3

Slot                Samenvatting/conclusie + antwoord op hoofdvraag  
                        uit inleiding

Slide 8 - Slide

3. Probleem-oplossingsstructuur
Probleem-oplossing structuur. Hierbij geef je in de inleiding een probleem. In het middenstuk leg je vervolgens uit waarom dat een probleem is en geef je de oorzaken en gevolgen. In het slot geef je de oplossing.

Inleiding      Probleem introduceren

Kern              Waarom is het een probleem
                        Oorzaak
                        Gevolg

Slot                Mogelijke oplossingen

Slide 9 - Slide

4. Vroeger-nu-toekomst
Verleden, heden, toekomst structuur. Hierbij introduceer je het onderwerp in de inleiding. In het middenstuk noem je hoe het vroeger, nu en in de toekomst zal zijn. In het slot geef je de conclusie.

Inleiding     Onderwerp aankondigen

Kern              Vroeger
                       Nu
                       Toekomst
 
Slot               Conclusie

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'

Dit is een...
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 12 - Quiz

Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'

Deze tekst is...
A
subjectief
B
objectief

Slide 13 - Quiz

Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'

Welke deelonderwerpen komen aan bod?

Slide 14 - Open question

Bij welke deelonderwerpen wordt verwezen naar bronnen?

Slide 15 - Open question

Hoe kun je zien dat er wordt verwezen naar bronnen?
A
De rode woorden linken door naar wetenschappelijke artikelen
B
In de tekst wordt verwezen naar onderzoeken die gedaan zijn

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Link

De titel van deze tekst is 'Wat gebeurt er in je hoofd bij migraine?'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 18 - Quiz

Bekijk de tekst 'Wat gebeurt er in je hoofd bij migraine?'

Hoe leidt de schrijver de tekst in?
A
Een of meerdere vragen stellen
B
Anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
Onderwerp aankondigen
D
De aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Link

De titel van deze tekst is 'GGD: Drie mogelijke oorzaken uitbraak in Maassluis, ventilatie niet uitgesloten'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 21 - Quiz

De titel van deze tekst is 'GGD: Drie mogelijke oorzaken uitbraak in Maassluis, ventilatie niet uitgesloten'

Welke 3 oorzaken worden genoemd in de tekst?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Link

De titel van deze tekst is 'Kunnen we hopen op een mooie nazomer of niet? Dit leert het verleden ons'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 24 - Quiz

Van bouwplan naar tekst
  • In je bouwplan heb je aangeven wat er in je inleiding, middenstuk en slot behandeld wordt. Ook heb je nagedacht over een tekststructuur. 

  • Is je bouwplan af? Kijk dan goed naar hoe jij jouw inleiding gaat vormgeven. Je moet immers nieuwsgierigheid bij de lezer opwekken.

  • Vind je dit nog lastig, kijk dan nog eens goed naar de artikelen die je in de slides hierboven hebt gelezen, hoe heeft de schrijver de tekst ingeleid?

Slide 25 - Slide

Aandacht lezer trekken
  • Er zijn verschillende manieren om de aandacht van de lezer te trekken: anekdote, vragen stellen, reden voor schrijven noemen en het belang benoemen.
  • Het vertellen van een verhaaltje of anekdote over iets dat je hebt gelezen of meegemaakt (een anekdote = grappig en kort verhaal over iets dat echt gebeurd is).
  • In te gaan op een actuele gebeurtenis. Je vertelt iets wat op dat moment veel aandacht krijgt in de publiciteit.
  • De voorgeschiedenis te vertellen. Je gaat in op hoe men in het verleden omging met het onderwerp en maakt daarmee de lezer nieuwsgierig naar de huidige stand van zaken.
  • Het belang van de lezer bij de zaak te benadrukken. Je benoemt de voordelen die hij/zij kan hebben bij het lezen van je artikel.
  • Vragen stellen waardoor de lezer moet nadenken over het onderwerp. 

Slide 26 - Slide

Huiswerk
Pak je bouwplan erbij. Kijk goed naar de door jou gekozen tekststructuur. 
Schrijf nu een inleiding voor je uiteenzetting.

Slide 27 - Slide

Wat ging goed?

Slide 28 - Slide

Ik weet welke manieren er zijn om de aandacht van de lezer te trekken.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 29 - Poll

Ik weet hoe ik het bouwplan kan gebruiken voor mijn inleiding
Ja
Nee
Een beetje

Slide 30 - Poll