imperfecto oefentoets V4

1 / 39
next
Slide 1: Video
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Imperfecto

Slide 2 - Slide

Conjugación verbos regulares

Slide 3 - Slide

Conjugación verbos irregulares

Slide 4 - Slide

vervoeging van de imperfecto oefenen


Ga naar de volgende website en oefen de imperfecto
actividad 1 en 2

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

oefentoets

1. Lezen / leer
2. Grammatica: imperfecto / bijwoorden
3. Woordenschat / vocabulario

Slide 8 - Slide

leer = lezen

Slide 9 - Slide

1. Waarover ga je lezen in deze tekst?

Slide 10 - Open question

2. Wat denk je dat het woord embarazada betekent?

Slide 11 - Open question

1.Volgens vrienden is Ana Gómez weer samen met Justin Jones.
A
Verdadero
B
Falso

Slide 12 - Quiz

2. Ana en Justin hebben elkaar voor het eerst ontmoet op de MTV-awards.
A
Verdadero
B
Falso

Slide 13 - Quiz

3. Justin heeft een reis naar Cuba geboekt samen met Ana.
A
Verdadero
B
Falso

Slide 14 - Quiz

4.Samantha Carreras wil een kind adopteren.
A
Verdadero
B
Falso

Slide 15 - Quiz

5. Volgens de roddelpers is Samantha dikker geworden.
A
Verdadero
B
Falso

Slide 16 - Quiz

6.Juan Martín del Potro moet voor het eerst in zijn carrière stoppen met tennissen vanwege een blessure.
A
Verdadero
B
Falso

Slide 17 - Quiz

7. Hij hoopt over een paar weken weer te kunnen spelen.
A
Verdadero
B
Falso

Slide 18 - Quiz

Grammatica
imperfecto

Slide 19 - Slide

1.kies de juiste optie

Antes, mi hermano (doen) ____________________ tenis todos los días. Ahora solo un día por semana.





A
hacían
B
hacer
C
haceba
D
hacía

Slide 20 - Quiz

2Kies de juiste optie
Cuando eran más jóvenes, mis abuelos (dansen) ____________________ salsa cada fin de semana.



A
bailar
B
bailaban
C
bailaba
D
bailabais

Slide 21 - Quiz

3Kies de juiste optie

De niño, siempre (praten, jij) ____________________ de artistas famosos.


A
hablaba
B
habla
C
hablabas
D
habló

Slide 22 - Quiz

4Kies de juiste optie van de imperfecto

Los fines de semana (eten, wij) ____________________siempre en la casa de mis abuelos.
A
comíamos
B
comemos
C
comiban
D
comían

Slide 23 - Quiz

5Kies de juiste optie

Cuando Marta y Paul eran pequeños (spelen) _________________Play Station todos los días.
A
juegan
B
jugar
C
jugaban
D
jugaron

Slide 24 - Quiz

Waarvoor wordt de imperfecto gebruikt?
Personen en dingen  beschrijven.
Met de imperfecto beschrijf je het uiterlijk en geef je de leeftijd aan in de verleden tijd. 
Met de imperfecto beschrijf je ook de fysieke toestand in de verleden tijd. 
Met de imperfecto beschrijf je ook het karakter en emotionele status van een persoon in de verleden tijd. 
7) Yo no podía mover mi cuerpo.
6)  Peter estaba muy enamorado de Marta.
5) Yo estaba enfermo.
4) Los Aztecas eran inteligentes.
3) Shakira era muy guapa.
2) Nadie sabía del secreto.
1) En esta foto tenía quince años.

Slide 25 - Drag question

imperfecto
antes
siempre
muchas veces
a menudo
Cada domingo
hoy
este verano
últimamente
ahora
todas las semanas

Slide 26 - Drag question

Welke werkwoorden zijn regelmatig en welke zijn onregelmatig in de imperfecto?
Regelmatig
Onregelmatig
ir
bailar
hacer
ver
ser
estudiar
tener
llamarse

Slide 27 - Drag question

Indefinido 

Perfecto 

Imperfecto 
Ayer
El año pasado
Todos los lunes
Antes
Hoy
Esta semana

Siempre

Slide 28 - Drag question

Bijwoorden

Slide 29 - Slide

Verander het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in een bijwoord.

Manuel está (loco) ________________ enamorado de Laura.
A
locomente
B
locamente
C
loco

Slide 30 - Quiz

Verander het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in een bijwoord.
(Probable) ______________Laura esté enamorada de Manuel también​
.
A
Probablemente
B
Probable

Slide 31 - Quiz

Verander het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in een bijwoord.

(Normal) _______________ se ven en el instituto.
A
normalmente
B
normal

Slide 32 - Quiz

Verander het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in een bijwoord.

Manuel llama a Laura (cariñoso) _______________ Laurita.
A
cariñosomente
B
cariñosamente

Slide 33 - Quiz

Verander het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in een bijwoord.

(Justo) _______________ hoy Laura está enferma y no puede ir al instituto
A
Justamente
B
Justomente

Slide 34 - Quiz

Verander het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in een bijwoord.

Después de clase, Manuel va (rápido) _________________ a casa de Laura.
A
rapidamente
B
rápidamente
C
rápidomente
D
rápido

Slide 35 - Quiz

vocabulario

Slide 36 - Slide

Combina la traducción, por ej. el novio= de vriend
amable
casarse
preferir
la niñez
Trouwen
de jeugd
liever willen
vriendelijk

Slide 37 - Drag question

Mañana es la boda de Esther y su novio, va a ______________.
Esther_____________una boda en la iglesia.
Su novio es una persona muy ______________.
Es _____________de fútbol.
________________mañana hace buen tiempo.
prefiere
famosa
una estrella
Afortunadamente
casarse

Slide 38 - Drag question

Hoeveel punten zal je halen bij de toets (max.39)?
039

Slide 39 - Poll