De Verlichting test

TEST VERLICHTING
1 / 11
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

TEST VERLICHTING

Slide 1 - Slide

Waarom was de standensamenleving zo oneerlijk?
A
De geestelijken betaalden alle belasting
B
De adel had alle macht door het feodalisme
C
De koning had de absolute macht
D
De derde stand betaalde alle belasting

Slide 2 - Quiz

Wat droeg niet bij aan de centralisatie van Lodewijk XIV?
A
Het paleis van Versailles
B
Géén godsdienstvrijheid
C
De standensamenleving
D
Professionele belastinginners

Slide 3 - Quiz

Wat is het droit divin?
A
God wijst de vorst aan
B
Het volk wijst de vorst aan

Slide 4 - Quiz

Wat is de Verlichting?
A
Een nieuwe manier van denken
B
Een ander woord voor wetenschappelijke revolutie
C
De Renaissance

Slide 5 - Quiz

Wat is de kern van het sociaal contract?
A
God wijst de vorst aan
B
Het volk wijst de vorst aan

Slide 6 - Quiz

Wat droeg niet bij aan de centralisatie van Lodewijk XIV?
A
Het paleis van Versailles
B
Géén godsdienstvrijheid
C
De standensamenleving
D
Professionele belastinginners

Slide 7 - Quiz


Waarom zouden de wetenschappelijke revolutie en ontdekkingsreizen tot de Verlichting leidden?
A
gegroeid vertrouwen in het menselijk verstand
B
De wereld was groter dan de kerk deed geloven
C
De vrijheid van meningsuiting
D
De vorsten werden steeds absoluter

Slide 8 - Quiz


Wat is de kern van het sociaal contract
A
Legitimiteit gezag vastgelegd voor de toekomst
B
Rekening houden met de bevolking werd als sociaal gezien
C
Legitimiteit overheid over individu in contract
D
De opvoeding van kinderen moest van te voren vastgelegd worden

Slide 9 - Quiz


Wat is de kern van de Trias Politica
A
Dat alle machten los van elkaar stonden
B
Dat de verschillende machten elkaar controleren
C
Dat de macht niet bij één iemand ligt
D
Dat niet één groep meer macht heeft dan anderen

Slide 10 - Quiz


Wat het verschil is tussen het droit divin en het verlicht absolutisme
A
Dat God zich er niet mee bemoeit
B
Dat God zich er niet meer mee bemoeit
C
Dat de koning soms fouten maakt en dus vervangen mag worden
D
Dat het recht van de koning absoluut boven die van God staat

Slide 11 - Quiz