Klas 1 - Quiz Aarde in beweging

H1: Aarde in beweging
Hoe goed ken jij het hoofdstuk nog/al?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMens & NatuurMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H1: Aarde in beweging
Hoe goed ken jij het hoofdstuk nog/al?

Slide 1 - Slide

Koppel de naam van de aardlagen aan de juiste plek op de afbeelding.
Aardkorst
Binnenkern
Aardmantel
Buitenkern

Slide 2 - Drag question

Wat is de aardkern?
A
Het buitenste van de aarde
B
De kracht van de aardbeving
C
Het binnenste van de aarde

Slide 3 - Quiz

Bij welke beweging kan een mid-oceanische rug ontstaan?
A
B
C

Slide 4 - Quiz

Bij welke beweging kunnen vulkanen ontstaan?
A
Het duiken van een continentale plaat onder een oceanische plaat
B
Het duiken van een oceanische plaat onder een continentale plaat
C
Twee oceanische platen botsen
D
Twee continentale platen botsen

Slide 5 - Quiz

Bij welke plaatgrens komen nauwelijks aardbevingen en vulkanen voor?
A
platen die naar elkaar toe gaan
B
platen die van elkaar weg gaan
C
platen die langs elkaar gaan

Slide 6 - Quiz

Wat is lava?
A
magma dat buiten de aardkorst is gekomen
B
gat in de aardkorst waardoor de lava naar buiten komt
C
pijp in een vulkaan waardoor de lava naar buiten komt
D
vloeibaar gesteente in de aardmantel

Slide 7 - Quiz

De opbouw van een vulkaan
Kraterpijp
Magmakamer
Krater
Aswolk

Slide 8 - Drag question

Wat wordt er bedoeld met de Ring van Vuur?
A
Het gebied rond de Pacifische (grote) Oceaan waar veel vulkanen voorkomen
B
Het gebied rond de Atlantische Oceaan waar veel bosbranden zijn
C
Het gebied op aarde waar schepen en vliegtuigen zomaar verdwijnen
D
Het gebied in Mexico waar een grote meteorietinslag is geweest

Slide 9 - Quiz

Welk woord hoort bij de betekenis?
stukken aardkorst
het bewegen van de aardkorst platen
schaal waarmee de zwaarte van een aardbeving wordt bepaald
het enorme continent dat ooit bestond uit alle huidige continenten samen (Pangea)
platen
Platentektoniek 
schaal van Richter
supercontinent

Slide 10 - Drag question

Wat doet een seismoloog?
A
Meet hoeveel schade er is bij een aardbeving.
B
Meet hoe sterk de aarde trilt bij een aardbeving.
C
Meet hoeveel lava er vrij komt bij een uitbarsting.
D
Meet de temperatuur van de aarde.

Slide 11 - Quiz

Bekijk de afbeelding.
Waar is het epicentrum?
A
De cirkels boven op het aardoppervlak
B
De cirkels onder het aardoppervlak
C
Het gebied tussen de pijltjes onder het huis

Slide 12 - Quiz

Een tsunami kan alleen ontstaan bij een langzaam oplopende kustlijn.

In welke van de drie afbeeldingen hiernaast kan een tsunami ontstaan?

Sleep het woord 'tsunami' naar de juiste afbeelding.



TSUNAMI

Slide 13 - Drag question

Wat is de Schaal van Richter?
A
Dat geeft aan hoelang de aardbeving gaat duren
B
Dat voorspelt wat er gaat gebeuren met de aardbeving.
C
Dat geeft de kracht van de aardbeving aan
D
Dat geeft het geluid van de aardbeving aan

Slide 14 - Quiz

Wat is een plooiingsgebergte?
A
Gebergte dat ontstaat door het botsen van platen
B
Gebergte dat ontstaat door het langs elkaar schuren van platen
C
Gebergte dat ontstaat door het uit elkaar schuiven van platen
D
Gebergte dat ontstaat de activiteit van mensen

Slide 15 - Quiz

De wereldreis van Nederland
De                                  bestaat uit verschillende stukken, die we                                   
                                  noemen. Deze platen bewegen door bewegingen

in de                                   . Nederland ligt ook op een   

en beweegt zo mee. Hierdoor heeft                                  een hele wereldreis 

afgelegd. Toen alle werelddelen nog aan elkaar lagen, heette het

grote supercontinent                                   . 
aardkorstplaten
aardmantel
Nederland
aardkorst
aardplaat
Pangea

Slide 16 - Drag question

Wat is waar?

1. De gaswinning in Groningen wordt nu verminderd, omdat het aardgasveld bijna leeg is.
2. Steenkool en aardgas ontstonden in de Nederlandse bodem toen er nog een tropisch klimaat was.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 17 - Quiz

Zelfwerktijd!
Iets van het volgende:
  • Samenvatting maken/leren
  • Begrippen leren/flitskaartjes maken
  • Samenvattingsopdracht achterin het hoofdstuk maken
  • Oefeningen online maken
  •  Elkaar overhoren
  • etc.

Al klaar met leren? 
Kom je even bij mij melden. :)

Slide 18 - Slide