1AH - bron H het bijvoeglijk naamwoord- c.5 ed.6,1

Bonjour!
Pak je spullen alvast voor.

We starten de les met het 
bespreken van jullie brief!

 
 
1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour!
Pak je spullen alvast voor.

We starten de les met het 
bespreken van jullie brief!

 
 

Slide 1 - Slide

Bonjour!
Pak je spullen voor. Je start met een keuze opdracht. Kies de opdracht wat het beste is voor jou!

1. Oefen de passé composé.
Ga naar www.verbuga.eu
Werkwoorden: aimer, chercher, donner, essayer, regarder
Tijd: passé composé
2. Oefen de woordjes.
3. Oefen de zinnen.

 
 
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
Aujourd'hui
Jeudi 22 mai
1.  But                                    
2.  Het bijvoeglijk naamwoord
3. Travail individuel         
4. Evaluation                      
But:  Ik kan het bijvoeglijk naamwoord aanpassen aan een zelfstandig naamwoord. 

Slide 3 - Slide

Exercice
Pak je boek en ga naar blz. 36;

Exercice 1: Lees de groene blokjes op blz. 36 + 37

Exercice 2: Zet de bijvoeglijke naamwoorden tussen haakjes in de juiste vorm.
1. (jaune)              Le pantalon est .....
2. (intéressant)   La matière est .....
3. (petit)                Les tables sont ......

Exercice 3: Stel jezelf de vraag:
Wil je zelfstandig aan de slag of instructie?

 
 
timer
2:30

Slide 4 - Slide


Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Slide

Wat weet je al?!

Slide 6 - Slide

Allereerst: wat is een bijvoeglijk naamwoord ook al weer?
A
een woord dat activiteit aangeeft
B
een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord
C
een woord waar je een lidwoord voor kunt zetten
D
een woord dat bezit aanduidt

Slide 7 - Quiz

Welke van onderstaande woorden zijn bijvoeglijk naamwoorden? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
lief
B
auto
C
spelen
D
Duitse

Slide 8 - Quiz

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Kijk naar de volgende voorbeelden:
Arthur est petit
Arthur et Martin sont petits
Sophie est petite
Sophie et EB sont petites
Vraag 1
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord in deze zinnen?
Vraag 2
Waarover zegt dit bijvoeglijk naamwoord iets in elke zin?
Vraag 3
Bedenkt wat de 4 verschillende regels voor de vorm zijn. Kijk naar het voorbeeld.

Slide 9 - Slide

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig naamwoord is:
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es
voorbeeld
voorbeeld
enkelvoud
Il est petit
Elle est petite
meervoud
Ils sont petits
Elles sont petites

Slide 10 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -e of -s
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e? Dan krijgt het geen extra e bij de vrouwelijke vorm.
un garçon timide - une fille timide

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s? Dan krijgt het geen extra s bij de mannelijke vorm in het meervoud.
un éléphant gris - des éléphants gris

Slide 11 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petites.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petite.

Slide 12 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est petit
B
La plage est petits
C
La plage est petite
D
La plage est petites

Slide 13 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.

Slide 14 - Quiz

La voiture est .........

A
grandes
B
grands
C
grande
D
grand

Slide 15 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert
B
La fleur est verte

Slide 16 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Jacqueline est une fille ......
A
français
B
française
C
françaises

Slide 17 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Paul a les cheveux (m mv)
A
grise
B
grises
C
gris

Slide 18 - Quiz

Marianne porte une jupe
A
rouge
B
rouges

Slide 19 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Les filles sont .....
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 20 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Marco habite dans une .... maison
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 21 - Quiz

Vormen van het bijv. naamwoord. Wat hoort bij elkaar?
geen verandering
(+ niks)
+ S
+ E
+ ES
mannelijke vorm

vrouwelijke vorm
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud

Slide 22 - Drag question

Vormen van het bijv. naamwoord. Wat hoort bij elkaar?
grand
grands
grande
grandes
mannelijke vorm

vrouwelijke vorm
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud

Slide 23 - Drag question

Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm:
(bleu) La table est....

Slide 24 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm:
(sportif) Les frères sont....

Slide 25 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm:
(jeune) La fille est....

Slide 26 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm:
(vert) Les portables sont....

Slide 27 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm:
(rouge) Le pantalon est....

Slide 28 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm:
(petit) Marie et Paula sont....

Slide 29 - Open question

Verder oefenen
Heb je geen vragen na het maken van de LessonUp? 
Dan mag je de opdrachten in het boek gaan maken om te kijken of je het bijvoeglijk naamwoord kunt toepassen in opdrachten.
Zie de volgende dia voor de opgaven. 

Slide 30 - Slide

Travail individuel
Quoi:         Havo: ex 30 + 31
                     vwo: ex. 30 + 31
Aide:         Grammaire page 36/37
                    bbbb
Prêt:        1. Nakijken (corriger                                           LessonUp) 
                 2. Oefenen www.verbuga.eu
                 3. Zinnen/ woordjes oefenen

Slide 31 - Slide

Evaluation
But:  
Ik kan het bijvoeglijk naamwoord aanpassen aan een zelfstandig naamwoord. 

Slide 32 - Slide

Vormen van het bijv. naamwoord. Wat hoort bij elkaar?
geen verandering
(+ niks)
+ S
+ E
+ ES
mannelijke vorm

vrouwelijke vorm
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud

Slide 33 - Drag question

Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm:
(amusant) Le film est....

Slide 34 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm:
(petit) Voilà la table. Les tables sont....

Slide 35 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm:
(intéressant) Le français est une matière.....

Slide 36 - Open question

Slide 37 - Slide