4H Erfelijkheid1

Een lichaamscel van de mens heeft ...
A
23 chromosomen
B
46 chromosomen
C
92 chromosomen
D
verschillend aantal chromosomen
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Een lichaamscel van de mens heeft ...
A
23 chromosomen
B
46 chromosomen
C
92 chromosomen
D
verschillend aantal chromosomen

Slide 1 - Quiz

Waar in de cel bevinden zich de chromosomen?

Slide 2 - Open question

Mens: 46 chromosomen (23 paren chromosomen)
Chromosomen paren

Slide 3 - Slide

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 4 - Quiz

Wat is makkelijker te veranderen, je genotype of fenotype?

Slide 5 - Open question

Anne laat haar haren blonderen bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype?
En haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 6 - Quiz

Bloedgroep O hebben
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 7 - Quiz

Hoe ontstaan geslachtschromosomen
A
Meiose
B
Mitose

Slide 8 - Quiz

In welke deling worden chromosoomparen gescheiden?
A
Mitose
B
Meiose
C
Zowel mitose als meiose
D
Zowel niet in mitose als meiose

Slide 9 - Quiz

MEIOSE

Slide 10 - Slide

Meiose

Slide 11 - Slide

Mitose
Meiose
Gewone celdeling
Reductiedeling
Geslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting
Zelfde aantal chromosomen
Helft van de chromosomen
Gewone lichaamscellen
Geslachtscellen

Slide 12 - Drag question

Een bevruchte eicel is
A
haploid
B
diploid
C
triploid

Slide 13 - Quiz

Welk van onderstaande cellen is haploid?
A
Stuifmeelkorrels
B
Bloemzaadjes
C
Spermacellen
D
Huidcellen

Slide 14 - Quiz

2n (diploid) of n (haploid)?

Slide 15 - Slide





2n = 4 (diploid)
haploid
n = 2

Slide 16 - Slide