imparfait 31 mei

Programme
 1. Herhaling vraagwoorden
2. Opdrachten Imparfait maken
3. Liedje luisteren + opdracht imparfait
4. Extra uitleg Imparfait (slide 11, alleen voor wie dat denkt nodig te hebben)


1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programme
 1. Herhaling vraagwoorden
2. Opdrachten Imparfait maken
3. Liedje luisteren + opdracht imparfait
4. Extra uitleg Imparfait (slide 11, alleen voor wie dat denkt nodig te hebben)


Slide 1 - Slide

Imparfait- bestudeer je tekstboek hoofdstuk 5 -Bron C
blz. 58

Slide 2 - Slide

Imparfait - voorbeeld
DUS: nous-vorm présent - ons + uitgang
bijvoorbeeld, écouter in il-vorm imparfait:
  1. nous écoutons
  2. écout
  3. il écoutait

Slide 3 - Slide

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 4 - Drag question

Koppel de persoonlijke voornaamwoorden aan het juiste werkwoord.
avait
parlais
habitions
faisaient
étais
achetiez
tu
nous
ils
vous
il
je

Slide 5 - Drag question

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?
A
C'était
B
Nous chantons
C
Il y avait
D
Je voulais

Slide 6 - Quiz

IMPARFAIT. Wat zijn de juiste uitgangen van de imparfait?
A
ai, as, a ons, ez, ont
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
e, es, e, ons, ez, ent
D
a, ez, ont, ais, et

Slide 7 - Quiz

Wat is de imparfait van etre?
ik was =
A
je sommais
B
je sommerai
C
j'étais
D
j'éterais

Slide 8 - Quiz

De imparfait vertelt over
A
heden
B
verleden
C
toekomende tijd

Slide 9 - Quiz

Je suis --> imparfait
A
J'avais
B
J'étais
C
Je étais

Slide 10 - Quiz

Je (trouver, imparfait)
A
trouvait
B
trouve
C
trouvais
D
trouvai

Slide 11 - Quiz

Nous (imparfait) ___
A
avons
B
avions
C
aivons
D
avoins

Slide 12 - Quiz

Micheal .... le tennis il y a trois ans. (faire)

Slide 13 - Open question

Nous .... souvent au club à dix-huit ans. (partir)

Slide 14 - Open question

Elle.... à la piscine. (être)

Slide 15 - Open question

Moi et ma soeur on regardait souvent les dessins animés.
Vertaal het vervoegde werkwoord in het Nederlands.

Slide 16 - Open question

Vous partiez souvent en France. Vertaal het vervoegde werkwoord in het Nederlands.

Slide 17 - Open question

J'étais en Italie l'année dernière. Vertaal het vervoegde werkwoord naar het Nederlands.

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video