Year 3 - unit 1 - final

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

• Get your book from the bookcase
• Read in silence

In your notebook: 

Book page: - title

                         - page number

Today

1. Reading time
2. Quick reminder
3. Question Tags
4. Let's practise 

You need to know: 

Past Simple / Present Perfect

Some / any

Little / few

much many

Question Tags

Don't forget: irregular verbs + vocabulary lists!

Some / Any 

Some 

>> wanneer ? 

>> voorbeeldzin

any 

>> wanneer ?

>> voorbeeldzin

Schrijf de antwoorden in je schrift

Some / Any

Some 

>> bevestigende zin (+ simpele vraagzin met antwoord 'ja')

I have some cookies. Would you like some tea?

any 

>> vraagzin + ontkennende zin

Have you got any cookies? I don't have any cookies.

Much / Many

much 

>> wanneer ? 

>> voorbeeldzin

many 

>> wanneer ?

>> voorbeeldzin

Schrijf de antwoorden in je schrift

Much / Many = veel

Much

>> bij ontelbare woorden (staan altijd in enkelvoud)

How much time have we got? 

Many

>> bij telbare woorden (staan in meervoud)

I bought too many shoes. 

(a) little / (a) few

= weinig / een beetje/ een paar

little

>> wanneer ? 

>> voorbeeldzin

few

>> wanneer ?

>> voorbeeldzin

Schrijf de antwoorden in je schrift

 (a) little / (a) few 

= weinig / een beetje/ een paar

little

>> bij ontelbare woorden (staan altijd in enkelvoud)

There's too little salt in this soup.  I only want a little sugar in my tea. 

few

>> bij telbare woorden (staan in meervoud)

There are too few customers in the shop. I am cutting a few onions. 

Question Tags

What

*Korte vragen aan het einde
   van de zin

*In het Nederlands zeg je vaak
   "he" of "toch"

Dat was leuk hé?
That was nice, wasn't it? 

Grammar: questions tags

She is very nice, isn't she? 

Her sister is not very  nice, is she? 

I am not much older than you, am I?

I am very late for school, aren't I ?    

Let op!

How

• Eind van zin, na komma
• Hulpwerkwoord + persoon
  (I, he, she, it, we, you, they)
• Gebruik altijd maar 1x een negatief in de zin                    (not, never, n't)

En hier is het andersom, hier staat een positive statement, dat vraagt dus aan het einde van de zin om een negative tag.

Zijn hier nog vragen over, op de volgende slide beginnen we namelijk met zinnen die je zelf moet invullen. 

Okeee, kort samengevat als je een negative statement hebt. Dus als er al een ontkenning in de zin staat, dan komt er aan het einde van de zin een positive tag. 

You are living in France, __________?

1. aren't you?
2. weren't you

He plays football, ___________?

1. doesn't he
2. isn't he

Marry is an actress, ____________?

1. doesn't she
2. isn't she

Nu een paar vragen om mee te oefenen. Veel succes! 

Work alone

1. Handout 'Question Tags 1' >> in je schrift
2. Selftest (wb page 32). Do ex A, B, C, D, E
3. Check your answers 
4. Catch up (wb page 36). Do ex 1, 2, 3, 4, 6, 7

Finished?

Extra practise: 

Past Simple 1

Present Perfect 1

Clean up classroom

Clean up this classroom: 

• Books back in bookcase (keep it tidy)
• Empty tables
• Sit back down

Clean up classroom

Clean up this classroom: 

• Books back in bookcase (keep it tidy)
• Empty tables
• Sit back down