B7 Weefselvloeistof en lymfe + B8 Bloedgroepen

Thema 3 Bloedsomloop
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 3 Bloedsomloop

Slide 1 - Slide

Pak je boek

Slide 2 - Slide


De bloeddruk wordt gemeten in een
A
Armader
B
Armslagader

Slide 3 - Quiz

Wat is het gevolg van slagaderverkalking voor een bloedvat?

Slide 4 - Open question

Wat gebeurt er bij een hartinfarct?

Slide 5 - Open question

Noem drie mogelijke oorzaken van hoge bloeddruk.

Slide 6 - Open question

Alchohol wordt afgebroken in
A
Bloed
B
Nieren
C
Darmen
D
Lever

Slide 7 - Quiz


Bij hoeveel glazen kunnen jongeren al een alcoholvergiftiging oplopen?
A
3
B
5
C
7
D
9

Slide 8 - Quiz

Noem schadelijke gevolgen van alcoholgebruik op lange termijn.

Slide 9 - Open question

Basisstof 7 Weefselvloeistof en lymfe

Slide 10 - Slide

Leerdoel
  • Je kunt de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe noemen.

Slide 11 - Slide

Bloedgroep A
Bloedgroep A heeft antigen A op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof B

Slide 12 - Slide

Bloedgroep B
Bloedgroep B heeft antigen B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A

Slide 13 - Slide

Bloedgroep AB
Bloedgroep AB heeft antigen A en B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit geen antistoffen

Slide 14 - Slide

Bloedgroep 0
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A en B

Slide 15 - Slide

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 16 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 17 - Quiz

Aan welke bloedgroep kan O geven
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 18 - Quiz

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Klontering
Als je antiB en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen.




Slide 21 - Slide

Klontering
A = linkerdruppel
B = rechterdruppel

Na toevoegen van anti-A of anti-B vind er wel of geen klontering plaats

Slide 22 - Slide

Klontering
P

A = geklonterd
B = niet geklonterd

Geeft aan bloedgroep
A

Slide 23 - Slide

Klontering
Q

A = niet geklonterd
B = geklonterd

Geeft aan bloedgroep
B

Slide 24 - Slide

Klontering
R

A = geklonterd
B = geklonterd

Geeft aan bloedgroep
AB

Slide 25 - Slide

Klontering
S

A = niet geklonterd
B = niet geklonterd

Geeft aan bloedgroep
O

Slide 26 - Slide

Ik heb onbekend bloed en ik voeg anti-A toe. Het bloed gaat klonteren.
Welke bloedgroep is het?
A
Dat weet je niet
B
B
C
AB
D
A

Slide 27 - Quiz