H3 oefentoets §1 t/m 3

H3 Klimaat
Oefentoets §1 t/m §3
1 / 41
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

H3 Klimaat
Oefentoets §1 t/m §3

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag
Voorbereiden op het SO -> volgende week woensdag
Oefentoets via LessonUp
Aan de slag: voorbereiden op het SO

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Köppensyteem letter
- Af

Slide 5 - Slide

Köppensyteem letter
- Aw

Slide 6 - Slide

Köppensyteem letter
- BS

Slide 7 - Slide

Köppensyteem letter
- BW

Slide 8 - Slide

Köppensyteem letter
- C

Slide 9 - Slide

Köppensyteem letter
- D

Slide 10 - Slide

Köppensyteem letter
- ET

Slide 11 - Slide

Köppensyteem letter
- EF

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Zonnestralen verwarmen de lucht indirect!

Slide 14 - Slide

Hoe hoger, hoe kouder 
per 1000meter wordt het 6°C kouder

Slide 15 - Slide

De stand van de zon

Slide 16 - Slide

Koele en warme wind

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Wat gaan we doen?
Je maakt zo een aantal oefenvragen bij H3. De vragen lijken op echte toetsvragen.

Aan het eind van de oefentoets weet jij wat je nog moet leren voor de toetsweek.

Slide 20 - Slide

Kies het juiste antwoord bij het volgende begrip:
"Het klimaat is ..."
A
het weer zoals dat elke dag voorkomt, wat betreft temperatuur, neerslag en wind.
B
het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar.
C
de gemiddelde toestand van de lucht op een bepaalde plaats en een bepaalde tijd.
D
de gemiddelde temperatuur over een langere tijd.

Slide 21 - Quiz

Welke omschrijving hoort bij het zeeklimaat?
A
koude winters en zachte zomers
B
koude zomers en koude winters
C
zomers koel en winters zacht

Slide 22 - Quiz

 In deze klimaatgrafiek ontbreken de juiste eenheden op de beide y-assen.

 

→ Sleep de eenheden naar de juiste plek in de grafiek.
mm
ºC

Slide 23 - Drag question

Bekijk de afbeelding.

Er staan vijf klimaten. Daaronder staan acht kenmerken.
Combineer het juiste klimaat (nummer) met het juiste kenmerk (letter)

Let op: je houdt letters over!

Slide 24 - Open question

Je zou denken: hoe hoger op een berg, hoe dichter bij de zon, dus hoe warmer het is. Maar dit is niet zo. Leg duidelijk uit waarom dit niet zo is en gebruik in je uitleg de volgende twee begrippen: atmosfeer – aardoppervlak

Slide 25 - Open question

Bekijk de afbeelding.

Wat voor klimaat heeft het grootste deel van Frankrijk?

Slide 26 - Open question

Bekijk de afbeelding.

Welke klimaatgrafiek past bij het poolklimaat?

Slide 27 - Open question

Bij de vorige vraag moest je een van de vier klimaatgrafieken kiezen. Leg nu duidelijk uit waarom je die grafiek hebt gekozen.

Slide 28 - Open question

Waarom is er dag en nacht op de aarde?
A
Door de draaiing van de aarde om de zon
B
Door de draaiing van de aarde om zijn eigen as

Slide 29 - Quiz

Bekijk de afbeelding en let goed op de zonnestralen.

In Nederland is het in de afbeelding
A
Lente
B
Zomer
C
Herfst
D
Winter

Slide 30 - Quiz

Bij de vorige vraag heb je aangegeven welk seizoen het in Nederland is. Leg uit waarom het op dat moment dat seizoen is.

Slide 31 - Open question

Bekijk de afbeelding.

Jan staat op 1.000 meter hoogte. Het is hier 15 °C. Jan gaat 3 uur wandelen en komt dan op 2.000 meter hoogte. Wat is de temperatuur op 2.000 meter hoogte?
A
24 °C
B
9 °C
C
6 °C
D
21 °C

Slide 32 - Quiz

Sleep de woorden naar het juiste begrip. Welke woorden horen er bij het weer? En welke horen er bij het klimaat? 
Weer
Klimaat
De toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en op een bepaalde plaats.
Het gemiddelde weer in een gebied, berekend over een periode van dertig jaar.
Hagel, sneeuw, regen = neerslag
Een blauwe lucht en een zonnetje
Gemiddeld het hele jaar nooit kouder dan 18 graden
Neerslag in alle seizoenen

Slide 33 - Drag question

Welke klimaten vinden wij alleen op hoge breedte?
A
Hooggebergteklimaat, landklimaat
B
Toendraklimaat, poolklimaat
C
toendraklimaat, landklimaat
D
poolklimaat, hooggebergteklimaat

Slide 34 - Quiz

Noordelijk halfrond
noordpool
Evenaar
zuidpool
Zuidelijk
halfrond

Slide 35 - Drag question

Welk klimaat?
A
Tropisch regenwoudklimaat
B
Savanneklimaat
C
Steppeklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 36 - Quiz

Wanneer zie je het juiste seizoen afgebeeld staan voor Nederland?
 zomer
herfst
winter
zon
lente

Slide 37 - Drag question

Hoe hoger, hoe ...?
A
Warmer
B
Kouder

Slide 38 - Quiz


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Land klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 39 - Quiz

Tips:
Tips leren:
- Bekijk Magister.learn -> filmpjes, quizlet
- leer de begrippen 
- leer/bekijk de werkboekvragen
- maak zelf werkboekvragen (waar, wanneer, waarom, hoe)
- kijk naar de leerdoelen
- bekijk op youtube filmpjes over het onderwerp

Slide 40 - Slide

Aan de slag
- Voorbereiden op het SO 3.1 t/m 3.3 van volgende week woensdag
- Vragen stellen
- Samenvatting maken  
- Oefentoets maken -> online methode
- Begrippen oefenen -> Magister.Learn -> Quizlet
- Markeren belangrijke stukken uit leerboek (vragen stellen)

Slide 41 - Slide