spellingsdoelen
1 / 15
Lesson duration is: 10 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
1. Welke zin is correct?
A
Hij antwoorde niet op de vraag.
B
Hij antwoordde niet op de vraag.
C
Hij antwoordte niet op de vraag.
Slide 2 - Quiz
2. Wat is het voltooid deelwoord van ‘printen’?
A
geprint
B
geprintt
C
geprinten
Slide 3 - Quiz
3. Wat is de juiste spelling?
A
verjaardagsfeestje
B
verjaardags feestje
C
verjaardag'sfeestje
Slide 4 - Quiz
4. Welk woord is correct gespeld?
A
financiëel
B
financieel
C
finnancieel
Slide 5 - Quiz
5. Wat is de juiste vorm?
A
drie-en-dertigjarige man
B
drieëndertig jarige man
C
drieëndertigjarige man
Slide 6 - Quiz
6. Welke zin is juist? (bezitsvorm)
A
Dat is Lisa’s boek.
B
Dat is Lisas boek.
C
Dat is Lisa,s boek.
Slide 7 - Quiz
7. Welk woord is juist gespeld?
A
commisie
B
commissie
C
comissie
Slide 8 - Quiz
8. Wat is de juiste spelling?
A
een Nederlandstalige boek
B
een Nederlandstalig boek
C
een nederlandstalig boek
Slide 9 - Quiz
9. Wat is goed gespeld? (aan elkaar of los)
A
regen jas
B
regenjas
C
regen-jas
Slide 10 - Quiz
10. Welke zin bevat een spelfout?
A
Zij hebben het pakketje ontvangen.
B
Het meisje wordt geroepen.
C
De hond word uitgelaten.
Slide 11 - Quiz
A
Slide 12 - Quiz
A
Slide 13 - Quiz
A
Slide 14 - Quiz
A
