Argumentatie P2 en P3

Welkom

Ga lekker zitten.
Pak alvast je leesboek, Nieuw Nederlands, pen en papier.
                                                    Nederlands havo4
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom

Ga lekker zitten.
Pak alvast je leesboek, Nieuw Nederlands, pen en papier.
                                                    Nederlands havo4

Slide 1 - Slide

Boekopdracht 4: woensdag 11 juni

Slide 2 - Slide

Startopdracht
Noteer wat het verschil is tussen een feit, een mening en een argument. Geef van alle drie een voorbeeldzin. Je mag in tweetallen werken.
timer
4:00

Slide 3 - Slide

Argumenteren
Je oefent met: 
  • herkennen van standpunt en argument
  • feitelijk en waarderend onderscheiden
  • tegenargumenten en weerleggingen herkennen. 
  • de argumentatiestructuren: nevenschikkend, onderschikkend, enkelvoudig
  • argumentatieschema's herkennen en benoemen. 


Slide 4 - Slide

Argumentatie
Havo3:
  • Feit, mening en argument
  • Feitelijke en waarderende argumenten
  • Argumentatiestructuren:
           - enkelvoudig
           - onderschikkend
           - nevenschikkend
  • Tegenargument en weerlegging


Slide 5 - Slide

Feit, mening en argument

Slide 6 - Slide

Mening
ook wel: standpunt, stelling

(vaak expliciet) te herkennen aan: ik vind, mijn mening is, dus, daarom, mijns inziens, kortom, dan ook, mijn conclusie is, volgens mij ....

impliciet: indirect, je moet de bedoeling er zelf uithalen

Slide 7 - Slide

Impliciet
  • Deze telefoon is al twee keer kapotgegaan in drie maanden. De batterij loopt snel leeg en hij reageert traag.
  • Oftewel: De telefoon is van slechte kwaliteit.

  • De school is weer begonnen, en ik heb elke dag huiswerk voor minstens drie vakken.
  • Oftewel: Ik krijg te veel huiswerk.


Slide 8 - Slide

Argument
ook wel: reden(ering)
ondersteunt het standpunt
waarom vind je iets?

(vaak) te herkennen aan: omdat, want, daar, de reden is....

wordt onderbouwd met voorbeelden en uitleg: denk aan, neem, zoals...

Slide 9 - Slide

Argumentatiestructuren
  • enkelvoudige argumentatie
  • onderschikkende argumentatie (kan met subargument) 
  • nevenschikkende argumentatie (afhankelijk of onafhankelijk)
  • onder- en nevenschikkende argumentatie: meerdere argumenten waarvan ten minste één wordt ondersteund door een subargument

Slide 10 - Slide

Argumentatieschema's
  • Standpunt + argument(en) = argumentatie
  • Argumentatieschema: geeft het verband tussen een standpunt en argument. 

Slide 11 - Slide

Argumentatieschema's
Er zijn verschillende argumentatieschema’s. De argumentatie kan gebaseerd zijn op:
  • autoriteit
  • kenmerk/eigenschap
  • oorzaak en gevolg
  • vergelijking
  • voorbeelden
  • voor- en nadelen

Slide 12 - Slide

autoriteit
Een deskundige of gezaghebbende bron bevestigt het standpunt.

Standpunt: Het is belangrijk om te lezen. 
Argument: Veel lezen zorgt voor een groter empathisch vermogen, aldus stichting Lezen.

Slide 13 - Slide

 kenmerk of eigenschap
Als alle onderdelen van een bepaalde groep een kenmerk hebben, heeft een onderdeel van die groep dat kenmerk ook (vaak niet expliciet genoemd). 

Hij zal wel een hekel hebben aan lezen, want hij heeft een NT-profiel (en leerlingen met een NT-profiel hebben een hekel aan lezen). 

Slide 14 - Slide

oorzaak en gevolg
standpunt = gevolg
argument(en) = oorzaak

Ik denk dat jij een heel goede voetballer bent. Jij bent namelijk elke middag op het veld aan het trainen. 

Slide 15 - Slide

vergelijking
Je legt twee gevallen naast elkaar die een overeenkomst hebben. Als het in het ene geval is, dan zou het ook in het andere geval zo (moeten) zijn. 

Jij kan wel profvoetballer worden. Het is hem namelijk ook gelukt (en jullie trainen allebei evenveel).

Slide 16 - Slide

voorbeelden
Het standpunt wordt ondersteund met argumenten die voorbeelden zijn. 

Door veel te oefenen kan je een profvoetballer worden. Kijk maar naar Frenkie de Jong.

Roken is slecht voor je. Mijn broer is er namelijk heel ziek van geworden. 

Slide 17 - Slide

voor- en nadelen
Je kan voor- én nadelen benoemen of een van de twee. 

Je kunt beter wat vaker een boek gaan lezen, want van lezen wordt je inlevingsvermogen vergroot.

Ik zou naar die lezing gaan, omdat je dan een handtekening kan bemachtigen.  

Slide 18 - Slide

Argumentatieschema's
  • Argumentatieschema: geeft het verband tussen een standpunt en argument. 

We nemen de verschillende schema's op het blad 'Typen argumentatieschema' nog eens door. 

Slide 19 - Slide

Opdracht
  • Standpunt: Sociale media moeten een leeftijdsgrens van 16 jaar krijgen. 

  • Bedenk hierbij in twee- of drietallen van elk type een argument. 
  • (Zet het type er niet bij maar zorg dat je het zelf wel weet)
timer
10:00

Slide 20 - Slide

Opdracht
  • Wissel de argumenten uit met een ander groepje
  • Raad welk type de argumenten zijn
timer
5:00

Slide 21 - Slide

Opdracht
  • Kijk samen na en geef feedback als een argument juist wel of niet duidelijk is
timer
5:00

Slide 22 - Slide

Opdracht
  • Maak C2, P3: opdr. 1 t/m 3 af (vanaf blz. 70)
  • Wie wil dit samen doen?

Klaar?
Kijk daarna de opdrachten na (ELO)

timer
10:00

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Huiswerk
Woensdag 2 juni: 
  • C2 P3: opdr. 1 t/m 3
  • Lees verder in je leesboek.

Woensdag 11 juni:
Boekopdracht 4



Slide 25 - Slide