IB_P2_MYP3Ljaar2 - Cours 6 20250520

1 / 34
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar
Enlevez votre manteau. 
Mettez votre téléphone portable dans votre sac à dos.
Écouteurs dans vos sacs à dos.
Posez vos sacs à dos par terre.
Posez votre ordinateur portable ouvert sur la table.
Mettez votre matériel scolaire sur la table.
timer
5:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welkom bij VAK
Unit 3: Do you like traditions?/
Aimes-tu les fêtes et les traditions? 
Learner Profile: ....
Reflective/ Reflectief
ATL: ....
Organisation/ Reflection
Related concepts: ....
Context and Purpose
Key concept: ....
Culture encompasses a range of learned and shared beliefs, values, interests, attitudes, products, ways of knowing and patterns of behaviour created by human communities. The concept of culture is dynamic and organic.
Statement of Inquiry : The purpose of traditions depends on the different philosophies, ways of life, and beliefs within a specific cultural context.
Global context: ....
Personal & cultural expression

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Voorkennis/ Connaissances préalables 
  • Leerdoelen opstellen/ Objectifs d’apprentissage
  • Huiswerk/Devoir - correction
  • Instructie/ Instructions
  • Aan de slag/ Connaissance d'aujourd'hui
  • Reflectie en leerdoelen check/ Réflexion et vérification des objectifs d'apprentissage

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Overzicht periode 3
Week 1
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Quelles sont les fêtes que nous célébrons?
What are the holidays we celebrate?

Les pronoms possessifs
Vocabulaire
Comment célèbres-tu ton anniversaire?
How do you celebrate your birthday?
Qu'est-ce qu'un jour férié?
What is a public holiday?

Verbes Aller Vouloir

Qu'est-ce que tu manges lors d'une fête?
What do you eat at a party?

Verbe Faire
Futur proche
Qu'est-ce que tu manges lors d'une fête?
What do you eat at a party?

Passé Composé (être, avoir, -ER, -IR)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Overzicht periode 3
Week 6
Week 7
Week 8
Week 9
Week 10
PO
Les traditions sont-elles essentielles à la culture? Les fêtes et les festivals. 
Are traditions essential to culture?Celebrations and festivals. 

Verbes en -IR
Adjectifs
Comment analyser un texte visuel?
How to analyze a visual text?

Poser des questions au Passé Composé
Révision/
Content review

Examen/
Test

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

PO
          Le PO sera un dialogue (professeur - étudiant). 
- Nous allons parler sur le thème étudié.

          The PO will be a dialogue (teacher - student).
- We will talk about the subject of the unit (period).

Slide 7 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische, herkenbare voorbeelden die aansluiten bij de Global Context, waardoor leerlingen deze kunnen relateren aan hun eigen leefwereld en ervaringen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

PO
Oral exam schedule for each student.
Mondeling examenplanning per student.

Slide 8 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische, herkenbare voorbeelden die aansluiten bij de Global Context, waardoor leerlingen deze kunnen relateren aan hun eigen leefwereld en ervaringen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Écris 2 phrases, en français, en utilisant le passé composé.

Slide 9 - Mind map

This item has no instructions

Maintenant/ Now

Fermez votre ordinateur.
Close your laptop.
Sluit je computer af.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je comprends l'importance de la tradition à la culture.
  • Je sais décrire et parler d'une tradition de mon pays.

  • Ik begrijp hoe belangrijk traditie is voor cultuur.
  • Ik kan een traditie uit mijn land beschrijven en erover praten.
 
 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Homework

Slide 12 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Correction des Devoirs

Slide 13 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Correction des Devoirs
2- Écris 2 phrases sur ce que tu as fait à Noël.
→ J’ai mangé de la dinde.
→ J’ai ouvert les cadeaux après le repas.

3- Complète les phrases avec les bons mots du texte :
a. La fête des rois a lieu le → 6 janvier.
b. À Noël, on mange une bûche de → chocolat.
c. Pour son anniversaire il va inviter les → amis.

Slide 14 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Correction des Devoirs
4- Écris ton avis sur une fête que tu aimes :



→ Ma fête préférée, c’est Noël parce qu’on passe du temps en famille et on mange très bien.
→ J’aime manger la bûche au chocolat et ouvrir les cadeaux.

Slide 15 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Correction des Devoirs
5- Relie chaque fête à ce qu’on mange :

• Noël → c. Une dinde et une bûche au chocolat
• Fête des rois → a. Une galette avec une fève
• Anniversaire → b. Un gâteau au chocolat

Slide 16 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Correction des Devoirs
6- Réponds aux questions en une phrase :

a. Où a-t-il fêté Noël ?
→ Il a fêté Noël chez ses grands-parents.

b. Que mange-t-on comme dessert à Noël ?
→ On mange une bûche de Noël au chocolat.

Slide 17 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Correction des Devoirs
6- 
c. Qu’est-ce qu’il a eu dans la galette des rois ?
→ Il a eu la fève.

d. Quel est le message général du texte ?
→ Le texte montre que les fêtes sont des moments joyeux passés en famille ou entre amis.

e. Quelle est l’attitude de l’auteur envers les fêtes ?
→ Il adore les fêtes et en garde de très bons souvenirs.

Slide 18 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Verbe finir
to finish
je
finis
tu
finis
il / elle/ on
finit
nous
finissons
vous 
finissez
ils / elles 
finissent

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

La rège: verbes réguliers en -ir
Dit werkt hetzelfde als de werkwoorden op -er, maar de uitgangen zijn:
je choisis
tu choisis
il/elle/on choisit
nous choisissons
vous choisissez
ils/elles choisissent

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vervoeg:
je (finir)

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg:
nous (finir)

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg:
tu (finir)

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg:
elle (remplir)

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg:
tout le monde (réussir)

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg:
Sophie et Chloé (réfléchir)

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Maintenant/ Now

Ouvrez votre ordinateur.
Open your laptop.
Open je computer.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Maintenant/ Now

Fermez votre ordinateur.
Close your laptop.
Sluit je computer af.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Reflectie
Je comprends l'importance de la tradition à la culture.
Je sais décrire et parler d'une tradition de mon pays.


Ik begrijp hoe belangrijk traditie is voor cultuur.
Ik kan een traditie uit mijn land beschrijven en erover praten. 


Slide 29 - Slide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende Unit. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag op basis van het Learner Profile en de ATL-skills. Dit wordt vastgelegd in Toddle. Samen blikken docent en leerlingen vooruit aan de hand van de JdW-planner.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Instructie - VTR
Visible Thinking Routine
Read
Pair
Share
Read individually.
Talk with a partner and share your ideas related to the reading.
Share your collaborative thoughts with the whole class.

Slide 31 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische, herkenbare voorbeelden die aansluiten bij de Global Context, waardoor leerlingen deze kunnen relateren aan hun eigen leefwereld en ervaringen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Le Futur Proche/ De toekomende tijd
Si tu veux dire quelque chose
qui va se passer dans le futur, tu utilises:
le verbe "aller" conjugué + un verbe à l’infinitif.

Als je iets wilt zeggen 
dat in de toekomst gaat gebeuren, gebruik je:
de vervoegde vorm van het werkwoord "aller" + een infinitief.


Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Frans
Nederlands
je vais
ik ga
tu vas
jij gaat
il/elle va
hij/zij gaat
on va
wij gaan
nous allons
wij gaan
vous allez
u gaat/jullie gaan
ils/elles vont
zij gaan
'Aller'                 'gaan'/ "to go"

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Futur proche
J' (ik)
vais (ga)
parler (praten)
Tu (jij)
vas (gaat)
parler (praten)
Il/elle/on (hij/zij/wij)
va (gaat/gaan)
parler (praten)
nous (wij)
allons (gaan)
parler (praten)
Vous (jullie/u)
allez (gaan/gaat)
parler (praten)
Ils/elles (zij)
vont (gaan)
parler (praten)
Toekomende tijd: futur proche

Slide 34 - Slide

This item has no instructions