Lezen §4, 5 en 6

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Lezen §4, 5 en 6

Proefwerk

• donderdag 23 januari 3e uur

Wat heb je tot nu toe gedaan?

• elke les theorie herhaald (Lesson Up, stellingen kaartjes,     overhoringen op post its, wisbordjes)
• opdrachten (huiswerk) gemaakt van §4, 5 en 6
• huiswerk besproken, nagekeken en wanneer nodig       verbeterd
• drie korte oefentoetsen gemaakt

Wie heeft op dit moment een vraag over de toets?

Welke vragen verwacht je?

Wat gaan we deze les doen?

Doelen:

1.  Je kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden (herhaling!). 
2. Je kan feiten, meningen en argumenten onderscheiden in een tekst (§4).
3. Je kan hoofd- en bijzaken onderscheiden in een tekst §5).
4. Je kan werken met het stappenplan Lezen (§6).

Waarom?

Hoe gaan we dat doen?

• Ieder groepje bedenkt één (of twee) vragen over de   theorie.  
• Hierna maken we er een circuit van en beantwoorden we     elkaars vragen.

Wat moet je doen?

• Groep 1: één of twee theorievragen. 
• Groep 2: één of twee vragen van het stappenplan. 
• Groep 3: één of twee vragen over hoofd- en bijzaken.
• Groep 4: één of twee vragen over tekstverbanden.
• Groep 5: één of twee vragen over feit, mening en argument.

Instructies

• Op jullie tafel ligt een blad met verdere instructies. Er staat   precies op wat je moet doen. Je moet ook de antwoorden op   de vragen noteren!
• Jullie krijgen zo'n acht minuten om de vragen te           bedenken. Hierna begint het circuit.

Ronde 1

• Maak de vraag van een ander groepje. 

Ronde 2

• Maak de vraag van een ander groepje. 

Ronde 3

• Maak de vraag van een ander groepje. 

Ronde 4

• Maak de vraag van een ander groepje. 

Wat ga je vandaag thuis nog doen om een goed cijfer te halen?

Welke tip(s) zou je een klasgenoot geven als hij/zij morgen de toets maakt?

Wat waren de doelen ook alweer?

Doelen:

1.  Je kan .... (herhaling!). 
2. Je kan .... (§4).
3. Je kan .... (§5).
4. Je kan .... (§6).

In hoeverre denk je de doelen te beheersen?

Heel goed

Goed

Nog niet helemaal. Ik moet het thuis nog even overkijken.

Op dit moment niet voldoende. Ik moet thuis nog veel leren voor deze toets.

Veel succes!