De komma

Komma gebruik
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Komma gebruik

Slide 1 - Slide

Planning
  •  Lesdoelen
  • Waarom gebruik je een komma?
  • Wanneer gebruik je een komma?
  • Vragen
  • Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  •  Je weet na deze les waarom je een komma gebruikt
  •  Je kan na de les op de juiste plek komma's zetten

Slide 3 - Slide

Waarom gebruik je een komma?

→ Je maakt een zin overzichtelijker.


Slide 4 - Slide

Waarom gebruik je een komma?

→ Je maakt een zin overzichtelijker.
→ Je laat zien waar de lezer een korte pauze kan inlassen.


Slide 5 - Slide

Waarom gebruik je een komma?

→ Je maakt een zin overzichtelijker.
→ Je laat zien waar de lezer een korte pauze kan inlassen.
→ Je kunt de betekenis veranderen.

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je een komma?
  •  Tussen twee persoonsvormen
  • Tussen delen van een opsomming 
  • Voor een voegwoord 

Slide 7 - Slide

Tussen twee persoonsvormen 

  •  Als een zin twee persoonsvormen heeft, komt er een komma tussen.
  • De komma geeft aan waar de tweede zin begint of de bijzin. 
VB: Het is goed. Lindsey komt zo. 
Als het goed is, komt Lindsey zo.

Slide 8 - Slide

Tussen delen van een opsomming

  •  Bij drie of meer onderdelen in een opsomming gebruik je komma's.
  • Komma's zorgen dat elk deel van de opsomming duidelijk is. 
  • Let op: geen komma voor en / of!
VB: Wil je koffie, thee of iets anders?
We kochten appels, peren, bananen en druiven


Slide 9 - Slide

Voor een voegwoord
  •  Voegwoorden zoals maar, want, omdat.. krijgen een komma ervoor
  • De komma helpt om de hoofdzinnen van elkaar te scheiden
VB: Ik sta morgen vroeg op, want ik moet op tijd zijn. 


Slide 10 - Slide

Als je goed kijkt, zie je de regenboog.

Slide 11 - Open question

We gingen naar de Efteling, bezochten alle achtbanen, en aten drie ijsjes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Ik wilde naar buiten maar het begon opeens te regenen.
A
Ik wilde naar buiten maar, ..
B
Ik wilde naar buiten, maar...
C
Ik wilde naar buiten maar...
D
Ik wilde naar, buiten maar...

Slide 13 - Quiz

Lisa keek naar haar telefoon toen hoorde ze een harde knal.

Slide 14 - Open question

Hij twijfelde even maar besloot toen toch mee te gaan.

Slide 15 - Open question

Ze was haar huiswerk vergeten, want ze had haast toen ze van huis vertrok.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Ze was moe doordat ze laat sliep.
A
Ze was moe doordat, ze laat sliep
B
Ze was moe doordat ze, laat sliep
C
Ze was moe, doordat ze laat sliep
D
Ze, was moe doordat ze laat sliep

Slide 17 - Quiz

Hoewel hij ziek was ging hij toch naar school.
A
Hoewel hij ziek was, ging...
B
Hoewel hij ziek was ging, ...
C
Hoewel hij ziek ,was ging...
D
Hoewel hij, ziek was ging..

Slide 18 - Quiz

Als het mag, neem ik morgen mijn game mee.

Slide 19 - Open question

Zodra de les begon werd het stil.
A
Zodra de les begon, werd het stil
B
Zodra de les begon werd, het stil
C
Zodra de les begon werd het, stil
D
Zodra de les, begon werd het stil

Slide 20 - Quiz

Nu ik klaar ben met leren ga, ik even chillen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

In haar tas zaten pennen, een etui, een een laptop en een telefoon.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Ik hou van pizza sushi hamburgers en friet

Slide 23 - Open question

Op vrijdag heb ik Engels, Duits, geschiedenis en gym.

Slide 24 - Open question

Tijdens de pauze at ik een appel, een koekje, en een boterham met kaas

Slide 25 - Open question

Afsluiting
  • Lesdoelen behaald? 
  •  Zijn er nog vragen? 

Slide 26 - Slide