Taalcompleet A2 1.9 oefenvragen

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

TaalCompleet A2  1.9

De stoel is zwart.
De .......... stoel.

1. zwarte
2. zwart
3. zware
4. zwarten

Die armband is mooi.
De ....... armband.

1. mooi
2. mooie
3. moie
4. mooien

De kast is groot.
De ....... kast.

1. groot
2. grootte
3. grote
4. groten

De stoel is laag.
De ........ stoel.

1. laage
2. laag
3. lage
4. lagen

Het kleed is van wol.
Het ..... kleed.

1. wol
2. wollen
3. wolen
4. wolle

Het haar is grijs.
Het ....... haar.

1. grijse
2. grijze
3. grijs
4. grijzen

Dat jongetje is lief.
Het ....... jongetje.

1. lieve
2. liefe
3. lief
4. lieven

Dat jongetje is lief.
EEN ....... jongetje.

1. lieve
2. liefe
3. lief
4. lieven

De bloem is geel.
De ..... bloem.

1. geele
2. geel
3. gele
4. gelen

De bloem is geel.
EEN ..... bloem.

1. geele
2. geel
3. gele
4. gelen

De man is oud.
De ........ man.

Het shirt is van katoen.
Het ........... shirt.

De roos is rood.
De .......... roos.

Dat antwoord is fout.
Het ......... antwoord.

Die docent is streng.
De ........... docent.

Het hek is van ijzer.
Het ........... hek.

Mijn schoen is vies.
De .......... schoen.

Die olifant is dik.
De .......... olifant.

De thee is heet.
De ...... thee.

Dat kopje is vol.
Het ....... kopje.

Dat kopje is vol.
EEN ....... kopje.

De les was leuk.
De ......... les.

De les was leuk.
Een ......... les.