5.8 Spelling: Engelse werkwoorden, trema, apostrof

Lezen
timer
10:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

H 5.8: Spelling
DOEL:
  • Je leert 20 nieuwe dicteewoorden.
  • Je weet hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands spelt.

Slide 2 - Slide

H 5.8: Spelling
Huiswerk: Leer de 20 dicteewoorden schrijven.
Wij oefenen aan het begin van iedere les 5 woorden.


Slide 3 - Slide

H 5.8: Spelling
Huiswerk: Leer de 20 dicteewoorden schrijven.
Wij oefenen aan het begin van iedere les 5 woorden.

  1. egoïstisch
  2. kopiëren
  3. 's ochtends
  4. smeuïg
  5. vwo'er

Slide 4 - Slide

H 5.8: Spelling
Spelling van de Engelse werkwoorden...
      Bijvoorbeeld: downloaden, faxen, shoppen, appen, lunchen, streamen, ...


Slide 5 - Slide

H 5.8: Spelling
Spelling van de Engelse werkwoorden...
      Bijvoorbeeld: downloaden, faxen, shoppen, appen, lunchen, streamen, ...


Slide 6 - Slide

H 5.8: Spelling
Spelling van de Engelse werkwoorden...
      Bijvoorbeeld: downloaden, faxen, shoppen, appen, lunchen, streamen, ...


Slide 7 - Slide

H 5.8: Spelling
Oefenen!
blz. 122, opdr. 4

Slide 8 - Slide

H 5.8: Spelling
Oefenen: opdracht 5

Ben je klaar?
Ga verder met opdracht 1 (= huiswerk)
          Let op: voor nu alleen de werkwoorden!

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 11 - Slide

H 5.8: Spelling
DOEL:
  • Je leert 20 nieuwe dicteewoorden.
  • Je leert de leestekens trema en apostrof.
  • Je weet wanneer je de leestekens moet gebruiken.

Slide 12 - Slide

H 5.8: Spelling
Huiswerk: Leer de 20 dicteewoorden schrijven.
Wij oefenen aan het begin van iedere les 5 woorden.


Slide 13 - Slide

H 5.8: Spelling
Huiswerk: Leer de 20 dicteewoorden schrijven.
Wij oefenen aan het begin van iedere les 5 woorden.

  1. A4'tje
  2. discussiëren
  3. hiëroglief
  4. oriëntatie
  5. sms'en

Slide 14 - Slide

H 5.8: Spelling
Leestekens: trema en apostrof
      Bijvoorbeeld in: kopie - kopieën, foto - foto's


Slide 15 - Slide

H 5.8: Spelling
Trema: = de twee stipjes boven een letter.

Wanneer gebruik je een trema?
  1. om te voorkomen dat je een woord verkeerd uitspreekt:            ruïne, havoër
  2. bij zelfstandige naamwoorden met een meervoud op -ee:       idee - ideeën
  3. bij woorden met een meervoud op -ie:                                               kopieën, categorieën, bacteriën
  4. bij voltooide deelwoorden waar na ge- een -e, -i of -u volgt:   geëmigreerd, geïnteresseerd,
                                                                                                                                   geüniformeerd



Slide 16 - Slide

H 5.8: Spelling
Apostrof: = de hoge komma in een woord.

Wanneer gebruik je een apostrof?
  1. als een of meer letters zijn weggelaten:                                              's morgens, 't buurthuis
  2. bij het meervoud van woorden op -a, -i, -o, -u of -y eindigtpizza's, ski's, baby's
  3. Als je wilt aangeven dat iets van iemand is en je zou het woord anders verkeerd uitspreken:
                                                                                                                                 Anja's tablet, Ivo's jas
    MAAR: bij een s-klank schrijf je alléén een apostrof:                Felix' vrienden, Tess' voetbalteam
  4. bij verkleinwoorden op -y:                                                                        baby'tje, pony'tje
  5. Na cijfer- en letterwoorden:                                                                   A4'tje, cd's



Slide 17 - Slide

H 5.8: Spelling
Oefenen!
blz. 125, opdr. 8

Slide 18 - Slide

H 5.8: Spelling
Oefenen: opdracht 9

Ben je klaar?
Ga verder met opdracht 1 (= huiswerk)
        

Slide 19 - Slide