H2C H4 Lezen(2) feiten, meningen, argumenten

Lezen H4
Mening, argument en standpunt
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen H4
Mening, argument en standpunt

Slide 1 - Slide

Lesdoel
- Je kunt vertellen wat feiten, meningen en argumenten zijn.
- Je kunt feiten en meningen herkennen.
- Je kunt argumenten herkennen.
- Je kunt zelf feiten en mening bedenken.

Slide 2 - Slide

Planning deze les
  • Theorie Lezen H4
  • Oefenen
  • Huiswerk

Slide 3 - Slide

Startopdracht

Slide 4 - Slide

Feit vs. Mening

Slide 5 - Slide

Feit
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  • Een feit kan je controleren.

Voorbeeld: 'De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Slide 6 - Slide

Mening (standpunt)
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens ermee zijn

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Slide 7 - Slide

Feit of mening?
Hij praat heel snel.
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quiz

Feit of mening?
Vandaag is het donderdag.
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quiz

Feit of mening?
De bladeren zijn nat.
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quiz

Feit of mening?
Rotterdam telt 220.000 inwoners.
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quiz

Feit of mening?
Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening

Slide 12 - Quiz

Feit of mening?
Nederland ligt in Europa.
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quiz

Noteer een feit over jezelf.

Slide 14 - Open question

Noteer een korte zin met een mening.

Slide 15 - Open question

Argument (reden)
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
  • Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...
Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Slide 16 - Slide

Aan de slag:
H4 Lezen: opdr. 2 (blz. 103-105)

Slide 17 - Slide