H6 - Taalverzorging voorzetsels (les 1)

Nederlands
Vaste voorzetsels
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
Vaste voorzetsels

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 6 - Woordenschat

Zoeken in het woordenboek


Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van deze les:
- kan je voorzetsels herkennen en gebruiken
- veelvoorkomende vaste voorzetsels bij werkwoorden op de       juiste manier gebruiken 

Slide 3 - Slide

Welke voorzetsels ken je?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Een voorzetsel is een klein woord.
Het staat voor of achter een woordgroep waar het bij hoort.
Hij liep in de tuin


Hij liep de tuin in

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

een plaats
een tijd
een richting
een middel
een doel
tot
na
over
op
bij
in
te
naar
langs
in
met
om

Slide 8 - Slide

Draai de spinner en maak een zin met het voorzetsel dat wordt getoond.

Slide 9 - Slide

Vast voorzetsel
De betekenis van het werkwoord verandert soms als er zo'n vast voorzetsel bij staat of als je het voorzetsel verandert.

 

Bijvoorbeeld:
houden - Je mag die geleende schaatsen wel houden
betekent iets anders dan:
houden van - De meeste kinderen houden van pizza

Slide 10 - Slide

Combinaties met vast voorzetsel
zelfstandig naamwoord + werkwoord + vast voorzetsel
 

verstand (zn) hebben van
bezwaar (zn) hebben tegen
gebrek (zn) hebben aan

Slide 11 - Slide

Combinaties met vast voorzetsel
bijvoeglijk naamwoord + werkwoord + vast voorzetsel

verslaafd (bn) zijn aan
bang (bn) zijn voor
dol (bn) zijn op

Slide 12 - Slide

Ik denk dat ik nu (vaste) voorzetsels
kan herkennen en gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Welk voorzetsel ontbreekt?
Hij woont ... de kerk
A
in
B
op
C
over
D
naast

Slide 14 - Quiz

Ik ren naar beneden
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 15 - Drag question

We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 16 - Drag question

[...1...] de stad is een gracht. 
Je moet [...2...] de brug om aan de andere kant te komen. 
[...3...] de brug slapen wel eens mensen die geen huis hebben. Vooral [...4...] de zomermaanden. 
Vaak zijn dat toeristen [...2...] andere landen.
Sleep de voorzetsels naar de 
juiste plek in het verhaal.
rond
in
uit
onder
voor
over
bij
na
op
om

Slide 17 - Drag question

Huiswerk voor woensdag 16 juni
Hoofdstuk 6 - Taalverzorging
blz 158 opdracht 1 t/m 4

Slide 18 - Slide