h4 celcyclus

Deze LessonUp-les
leerdoelen: (uit §2.1, §2.3, §2.4, §2.5, §4.2) 
- Binas-gebruik
- waarom cellen delen
- hoe cellen delen
- hoe je met DNA ziektes kunt opsporen
- hoe je met DNA verwantschap kunt achterhalen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Deze LessonUp-les
leerdoelen: (uit §2.1, §2.3, §2.4, §2.5, §4.2) 
- Binas-gebruik
- waarom cellen delen
- hoe cellen delen
- hoe je met DNA ziektes kunt opsporen
- hoe je met DNA verwantschap kunt achterhalen

Slide 1 - Slide

Het lichaam van een jongen van 15 jaar maakt voortdurend miljoenen nieuwe cellen.

Noem hiervoor ten minste drie (van de vier) redenen. [Dus met welk doel moeten cellen zich (kunnen) delen?]

Slide 2 - Open question

Hierna volgen 11 vragen die, op één na, ook in het pdf-bestand in Itslearning staan. Je krijgt 10 min om alvast te beginnen, daarna geef je antwoord wanneer de vraag op t scherm verschijnt.
Gebruik je Binas!
Stel je vraag als je er niet uit komt.
timer
10:00

Slide 3 - Slide

1

Op basis van welke waarneming heeft de leerling voor de huisvlieg gekozen?
Organisme          2n=
Ruwe klaver          10
Tuinboon               12
Huisvlieg                12
Eik                            24
Kamsalamander  24

A
geen celmembraan
B
geen celwand
C
geen kernmembraan
D
een celwand

Slide 4 - Quiz

2

Waaruit maken zij op dat het alleen maar een cel van de kamsalamander geweest kan zijn?
Organisme          2n=
Ruwe klaver          10
Tuinboon               12
Huisvlieg                12
Eik                            24
Kamsalamander  24

A
even aantal chromosomen
B
zes homologe chromosomenparen
C
geen homologe chromosomenparen

Slide 5 - Quiz

3

Bij welke fase van de celdeling hoort deze figuur?
A
metafase van de mitose
B
metafase 1 van de meiose
C
metafase 2 van de meiose

Slide 6 - Quiz

4

Hoeveel DNA-moleculen komen voor in het getekende chromosoom?
A
1
B
2
C
4
D
8

Slide 7 - Quiz

5

Hoe komt het dat in niet-delende cellen een chromosoom na behandeling met de kleurstof niet zichtbaar is?
A
Het chromosoom bestaat dan uit slechts één chromatide.
B
Het chromosoom is dan gespiraliseerd (opgerold).
C
Het chromosoom is dan niet gespiraliseerd.
D
Het chromosoom neemt dan geen kleurstof op.

Slide 8 - Quiz

Een diploïde menselijke cel bevat 23 chromosomenparen. De chromosomen die tot één paar behoren zijn niet identiek, ze kunnen veel van elkaar verschillen.

7 Wat is hiervoor een verklaring.
A
ze zijn niet even groot
B
ze hebben ander DNA
C
ze zijn afkomstig van verschillende personen
D
ze bevatten verschillende genen

Slide 9 - Quiz

7

Geef de biologische term voor het optreden van een verandering in een gen.

Slide 10 - Open question

8

Kan uit de afbeelding afgeleid worden of de erfelijke vorm van borstkanker in deze familie veroorzaakt wordt door een verandering in gen A en/of door een verandering in gen B?
A
nee
B
ja, alleen door een verandering in gen A
C
ja, alleen door een verandering in gen B
D
ja, verandering in gen A als in gen B

Slide 11 - Quiz

Een leerling leest de volgende bewering: "Mutatie is vaak het gevolg van fouten tijdens de verdubbeling van het DNA en soms het gevolg van fouten tijdens de kerndeling."

9 Geldt deze bewering uitsluitend voor erfelijke mutatie, uitsluitend voor somatische mutatie of voor beide typen mutatie?
A
alleen voor een erfelijke mutatie.
B
alleen voor een somatische mutatie.
C
voor erfelijke als voor somatische mutatie.

Slide 12 - Quiz

"Gemiddeld genomen is de kans dat mutatie optreedt tijdens de vorming van gameten groter dan de kans dat er mutatie optreedt tijdens de vorming van lichaamscellen."
10 Leg uit dat een verschil tussen het aantal kerndelingen dat nodig is voor de vorming van een lichaamscel en het aantal dat nodig is voor de vorming van een gameet, deze hypothese ondersteunt.
A
tijdens de mitose heb je twee kerndelingen
B
tijdens de meiose heb je twee kerndelingen

Slide 13 - Quiz

Men zoekt naar mutatie in cellen van de volgende organen:
1 baarmoeder, 2 eierstok, 3 lever, 4 zaadbal, 5 zaadblaasje

11 In welke van de genoemde organen kan er sprake zijn van somatische mutatie?
A
alleen in de organen 1 en 3
B
alleen in de organen 1, 3 en 5
C
alleen in de organen 2 en 4
D
in de organen 1, 2, 3, 4 en 5

Slide 14 - Quiz

Welke drie dingen heb je deze les geleerd?

Slide 15 - Open question

Welke vraag wil je behandeld/beantwoord hebben in de volgende les?

Slide 16 - Open question

Na de dood van Chao's rijke ouders stond opeens Jianguo op de stoep. "Ik ben je broer" zei hij.

Kan op grond van dit deel van het DNA-verwantschapsonderzoek Jianguo inderdaad een broer van Chao zijn?
A
Nee, niet alle bandjes zijn hetzelfde als bij Chao
B
Nee, want Jianguo heeft andere bandjes van de vader gekregen
C
Ja, ze hebben beide evenveel bandjes van de vader als van de moeder
D
Ja, sommige bandjes hebben ze hetzelfde net als hun vader

Slide 17 - Quiz

DNA verwantschap
Een kind krijgt altijd de helft van zijn chromosomen / DNA van de moeder en de andere helft van de vader. Anders gezegd, als ouder geef je altijd de helft van je chromosomen aan ieder kind. Maar welke helft je geeft of krijgt weet je vooraf nooit, dat verschilt altijd. Daarom lijk je voor bepaalde kenmerken meer op je vader of zus en op andere kenmerken meer op je moeder of andere broer of zus, of juist helemaal niet.
ouders kunnen een bandje beiden hebben, maar dan hoeft dat niet perse ook bij hun kind aanwezig te zijn
de broers moeten evenveel bandje van hun vader als van hun moeder hebben, maar dat hoeven niet dezelfde te zijn
wanneer bandjes op dezelfde hoogte zitten dan bestaan ze uit een gelijk aantal herhaaleenheden.
de broers moeten evenveel bandje van hun vader als van hun moeder hebben, maar dat hoeven niet dezelfde te zijn
Dit bandje is aanwezig bij de moeder en beide jongens, maar niet bij de vader.
timer
1:30

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link