BVVJ 4.2 - Huishouden doen

4.2 Het huishouden doen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

4.2 Het huishouden doen

Slide 1 - Slide

planning
Terugblik 4.1
Lesdoelen 4.2 Het huishouden doen
theorie 4.2
aan de slag
Afsluiten

Slide 2 - Slide

leerdoelen 
Je kunt redenen noemen om op te ruimen en schoon te maken.
Je weet hoe je moet schoonmaken.
Je kunt milieubewust omgaan met schoonmaakmiddelen.
Je kent diverse keurmerken voor ecologische schoonmaakmiddelen

Slide 3 - Slide

Verzorgen van je kamer

Slide 4 - Mind map

Handig huishouden:
je denkt na over de beste manier om de zorgtaken te doen

Je kunt daarbij rekening houden met:
– de planning van het werk
– de hygiëne 
Verzorgen van je kamer
– Opruimen: alle spullen op hun plek leggen
– Schoonmaken: weghalen van stof en (onzichtbaar) vuil

Slide 5 - Slide

 Redenen om je kamer op te ruimen. 
– Je kunt alles sneller vinden
– Veel mensen vinden het gezelliger

Slide 6 - Slide

Reden om je kamer schoon te houden. 
– Het is hygiënischer. Je hebt een kleinere kans op ziekten 
– Voorbeeld van een ziekte: allergisch zijn voor huisstofmijt

Slide 7 - Slide

 Huisstofmijt houdt van donkere, vochtige plekken
Ze eten stof en huidschilfers

De huisstofmijt kan een allergische reactie geven die lijkt op hooikoorts. 
Je bent niet allergisch voor het beestje zelf, maar voor zijn uitwerpselen (poep). 
Deze uitwerpselen verspreid de huisstofmijt door het huis. Wat kun je er tegen doen? 


HUISSTOFMIJT 
o,3 mm groot

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Schoonmaakmiddelen
Er zijn speciale middelen voor bv keuken, badkamer en toilet

Dosering = hoeveel je er in moet doen ( b.v. hoeveel dopjes in hoeveel water)
Staat meestal op het etiket

concentratie = hoe veel er in verhouding in zit 

Slide 11 - Slide

schoonmaakmiddelen
  • zorg voor veiligheid voor jezelf en anderen

  • Gebruik milieuvriendelijke schoonmaakspullen

Slide 12 - Slide

Let op wat je koopt
Let op je uitgaven voor het huishouden

Slide 13 - Slide

Milieubewust schoonmaken
milieu= omgeving waarin je leeft
milieubewust= rekening houdend met het milieu

Slide 14 - Slide

Hoe?
kies voor natuurlijke schoonmaakmiddelen= middelen waarvan de grondstoffen uit de natuur komen.
 
of biologisch afbreekbare schoonmaakmiddelen= De natuur kan deze producten opruimen.

Voorbeelden;  zijn groene zeep, schoonmaakazijn, soda en spiritus. 

Slecht voor het milieu:  chloor (bleekwater), ammonia en 
synthetische schoonmaakmiddelenDaarvan zijn de grondstoffen kunstmatig gemaakt
b.v. gootsteenontstoppers en ovenreinigers  

Gebruik nooit teveel!

Slide 15 - Slide

Ecologische schoonmaakmiddelen
niet alles is wat het lijkt!
Hoeveel oerwoud is gekapt?
Is de verpakking afbreekbaar?

ecologische schoonmaakmiddelen=
echt milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen met een milieukeurmerk waar strenge eisen aan zitten

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Aan de slag
Maken opdrachten 4.2

Slide 18 - Slide

leerdoelen 
Je kunt redenen noemen om op te ruimen en schoon te maken.
Je weet hoe je moet schoonmaken.
Je kunt milieubewust omgaan met schoonmaakmiddelen.
Je kent diverse keurmerken voor ecologische schoonmaakmiddelen

Slide 19 - Slide

Een huishouden is een groep mensen die samen woont.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

LAT-relatie:
Living apart toghether
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Is dit een goed voorbeeld van emancipatie:
Vrouwen mogen ook stemmen.
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Je doet wat er van je verwacht wordt. Is dat rolgedrag?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Is agent zijn een mannen beroep?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je het als iemand een liefdesrelatie heeft maar niet samen woont?
A
Woongroep
B
Gezin
C
LAT-relatie
D
gehuwd samenwonen

Slide 25 - Quiz

Bij een grootfamilie wonen; ouders, kinderen en kleinkinderen in een huis.
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz

Opruimen =
A
alle spullen op hun plek leggen
B
weghalen van stof en (onzichtbaar) vuil

Slide 27 - Quiz

Huisstofmijten zie je met het blote oog.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Afsluiten
Hoe ging de les?
Volgende keer: De was doen

Slide 29 - Slide