This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Beginnen met nieuw onderwerp
"Wow, interessant zeg!"
Maak- en leerwerk bijhouden
"Ga ik morgen echt doen"
Toets wordt opgegeven
Boek doorbladeren,
opdrachten maken.
"Dit kan ik toch nooit allemaal onthouden?"
Toets
OEFENTOETS: hoe klaar ben jij voor de real thing?
Uitleg, oefenen & leren begrijpen
herhaling
Tijdsplanning van je docent
Slide 1 - Slide
Welke jaartallen horen bij de tijd van de wereldoorlogen?
A
1940 - 1945
B
1900 - 1945
C
1900 - 1950
D
1914 - 1945
Slide 2 - Quiz
Welke stelling is juist?
I: De Weimar Republiek was een democratische staat met een parlement en president.
II: Het lukte de regering van de Weimar Republiek niet om de politieke onrust in Duitsland te stoppen
A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn niet juist
C
Stelling I is onjuist en stelling II is juist
D
Stelling I is juist en stelling II is niet juist
Slide 3 - Quiz
Leg uit wat de Weimarrepubliek was en wanneer deze bestond
Slide 4 - Open question
Door welke gebeurtenis kreeg Hitler meer aanhangers in Duitsland?
A
Het verliezen van de Eerste Wereldoorlog
B
De economische wereldcrisis van 1929
C
De Anschluss van Oostenrijk
D
De aanval op Polen
Slide 5 - Quiz
Leg uit dat de enorme leningen die mensen in Amerika in de jaren '20 afsloten uiteindelijk een van de oorzaken was van de 'Beurskrach'.
Slide 6 - Open question
Waardoor waaide de Grote Depressie van 1929 over van de Verenigde Staten naar Europa?
A
Omdat de Amerikanen aandelen in Europa kochten
B
Omdat de Amerikanen hun Europese aandelen verkochten
C
Omdat Amerika de leningen van Duistland terug vroeg. Duitsland had namelijk leningen lopen om de herstelbetalingen te kunnen voldoen
D
Vanwege een ingewikkeld plan om het VK en Frankrijk terug te betalen voor hun verliezen tijdens de oorlog. Dit was het plan van de Duitse minister Jakob Dawes om aandelen te verkopen aan Amerika.
Slide 7 - Quiz
Leg uit waarom Duitsland zwaar werd getroffen door de crisis in de Verenigde Staten.
Slide 8 - Open question
Stelling: 'De economische wereldcrisis was de belangrijkste oorzaak voor de succesvolle machtsovername van Hitler.'
Met welk argument kun je deze stelling onderbouwen?
Slide 9 - Open question
Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen, Nederland en de Sovjetunie.
➤In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?
A
Polen –> Frankrijk -> Nederland -> Sovjetunie
B
Nederland -> Frankrijk – >Sovjetunie –> Polen
C
Polen –> Nederland -> Frankrijk –> Sovjetunie
D
Polen –> Nederland -> Sovjetunie –> Frankrijk
Slide 10 - Quiz
Deze opdracht gaat over een beeld van de kunstenares Vera Mukhina (1889-1953). Mukhina maakte het gigantische beeld "Arbeider en kolchozboerin" voor de wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs. Daarna werd het beeld verplaatst naar Moskou, waar het nu nog steeds te zien is.
Met welke bewering kun je de bron het beste in verband brengen?
A
Net als Mussolini liet Stalin zich vereren als de grote leider. Overal hing zijn portret en stonden standbeelden van hem.
B
Stalin liet honderdduizenden partijleden oppakken en vermoorden om zo elk idee van verzet de kop in te drukken.
C
Volgens de stalinistische propaganda was de Sovjet-Unie een welvarend land vol gelukkige boeren en arbeiders.
Slide 11 - Quiz
Bekijk eerst de bron.
Welk begrip past het beste bij de bron?
A
collectivisatie
B
indoctrinatie
C
planeconomie
D
totalitair
Slide 12 - Quiz
Een kolchoz is een
A
een zelfstandige boerderij in de SU
B
opstandige boer
C
een meewerkende boer
D
een collectieve boerderij in de SU
Slide 13 - Quiz
Welke uitspraak over de collectivisatie van de landbouw in de SU is juist?
A
De boeren werkten enthousiast mee
B
De kolchozen verzetten zich ertegen
C
Het was een idee van Lenin
D
Hierdoor gingen veel boeren werken in de industrie.
Slide 14 - Quiz
Welke uitspraak over de Sovjet-dictatuur is juist?
A
De communistische partij o.l.v. Stalin had de macht in handen
B
De macht lag bij de sovjets van arbeiders
C
Stalin had alleen alle macht in handen
D
De macht lag bij de boeren in de kolchozen
Slide 15 - Quiz
Noem 3 kenmerken van een totalitaire staat
Slide 16 - Open question
Welke kenmerk van een totalitaire staat zie je terug in deze foto? Licht je antwoord kort toe.
Slide 17 - Open question
Welke overeenkomsten hebben het fascisme en het Nationaal-Socialisme?
A
democratie
B
wraak voor het Verdrag van Versailles
C
een puur ras
D
ongelijkheid tussen mensen
Slide 18 - Quiz
Hitler wint de verkiezingen van 1933 en is daarom Rijkskanselier geworden
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quiz
Hoe en wanneer wordt Hitler een dictator?
Slide 20 - Open question
Waardoor werd Hitler dictator?
A
Hitler werd dictator toen hij benoemd werd tot nieuwe kanselier
B
Hitler werd dictator door de machtigingswet
C
Hitler werd dictator door de Rijksdagbrand
D
Hitler werd dictator na het overlijden van president Hindenburg
Slide 21 - Quiz
Fuhrer
Nationalisme
Lebensraum
Heim ins Reich
Militarisme
Rassenleer
Antisemitisme
Een groot, Duits Rijk
Leider / dictator
Extreme trots op eigen land en volk
Jodenhaat
Verheerlijken van oorlog en geweld
Alle Duitsers moeten samen wonen in een groot rijk
idee dat mensen onder te verdelen zijn in rassen en daarmee ieder eigen kenmerken hebben.
Slide 22 - Drag question
Noem drie acties van Hitler uit de periode 1933-'39 die in strijd waren met het verdrag van Versailles.
Slide 23 - Open question
Welke uitspraak past bij de rassenleer van de nazi's?
A
Blond haar is een kenmerk van het Aziatische ras
B
Het Arische ras is zwak en achterlijk
C
Joden zijn onbetrouwbaar
D
Ras doet er niet toe, het gaat om de mens.
Slide 24 - Quiz
Geef aan wat de kern is van de nazi-rassenleer.
Slide 25 - Open question
Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving: 'Toegeven aan eisen om de vrede te bewaren'
Slide 26 - Open question
Eind 1938 was er veel discussie in Groot-Brittannië over de appeasement-politiek van Chamberlain ten opzichte van Duitsland. Noem een argument van een voorstander en een argument van een tegenstander van deze politiek.
Slide 27 - Open question
Wat is het keerpunt in WOII voor Hitler, waarna hij de oorlog gaat verliezen?
A
Slag bij Barbarossa
B
Slag om Engeland
C
Slag bij Stalingrad
D
Slag op de Javazee
Slide 28 - Quiz
Geef aan wat gezien kan worden als het militaire keerpunt in de oorlog in Europa.
Slide 29 - Open question
Welke andere keerpunten ken je nog?
Slide 30 - Open question
Welk begrip past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad
Slide 31 - Quiz
Op de volgende dia staat een sleepvraag. Zet de gebeurtenissen op de juiste volgorde.
Begin bovenaan met de gebeurtenis die het eerst plaatsvond.
Slide 32 - Slide
VS gooien atoombom op Nagasaki
VS verklaren Japan de oorlog
Japan begint met veroveren delen van China
Japan capituleert
Japan valt Pearl Harbor aan
Japan verovert Indonesië
Slide 33 - Drag question
Op de foto zie je 'Little Boy' een atoombom die op de Japanse stad Hiroshima is gegooid.
De president van de Verenigde Staten besloot tijdens de Tweede Wereldoorlog atoombommen in te zetten tegen Japan. Welk argument had de president voor de inzet van de atoombommen?
A
De Amerikanen dachten dat bij de verovering van Japan veel van hun
soldaten zouden sneuvelen.
B
De As-mogendheden hadden een bondgenootschap gesloten met de
Sovjet-Unie
C
De Geallieerden wilden voorkomen dat de Sovjet-Unie een atoombom
zou inzetten.
D
Japan weigerde zich over te geven aan de As-mogendheden.