Prepositions of time (voorzetsels van tijd)

Prepositions of time

1 / 17

Slide 1: Slide

EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Lesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Prepositions of time

Slide 1 - Slide

Noem een paar Engelse voorzetsels.

Slide 2 - Open question

Prepositions of time

Voorzetsels van tijd

Slide 3 - Slide

Prepositions

Er zijn 3 voorzetsels die worden gebruikt om aan te geven wanneer iets gebeurt. (tijd)

Slide 4 - Slide

Gebruik je bij dagen en data.

They got married on September 2nd.

Karen plays football on Wednesdays.

Slide 5 - Slide

Gebruik je bij maanden, jaartallen, seizoenen en dagdelen.

Handball practice starts in October.
The won an award in 1999.
The sun shines in summer.

Kim eats cornflakes in the morning.

Slide 6 - Slide

Let op!

Het voorzetsel 'in' gebruik je bij dagdelen, maar niet bij het dagdeel 'nacht'.

in the morning

in the afternoon

in the evening

** at night **

Slide 7 - Slide

Gebruik je bij tijdsaanduidingen (tijdstippen).

The concert starts at 9 o'clock.

Slide 8 - Slide

Bij deze uitdrukkingen gebruik je altijd 'at'.

I have hockey practice at the weekend.

We always eat turkey at Christmas.

They finished the test at the same time.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

The cat usually sleeps ___ night.

Slide 11 - Open question

My birthday is ____ May.

Slide 12 - Open question

Steven always plays football ___ the afternoon.

Slide 13 - Open question

We have a big test ____ Friday.

Slide 14 - Open question

Exercises

klik hierboven

Slide 15 - Slide

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 16 - Open question

Wat kan ik extra oefenen?

Slide 17 - Open question