H-bruggen h4 aex

WATERSTOFBRUGGEN
Boek open blz. 105
Schrift open laat je huiswerk zien
Pen en Binas op tafel
Tekst
1 / 20
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

WATERSTOFBRUGGEN
Boek open blz. 105
Schrift open laat je huiswerk zien
Pen en Binas op tafel
Tekst

Slide 1 - Slide

Leerdoelen H.5.1
Je kent de waterstofbrug en kunt die tekenen bij moleculen die een brug kunnen vormen.
Je weet wanneer een atoombinding polair of apolair is.
Je weet wat de gevolgen zijn van aanwezigheid van H-bruggen (kookpunt, oplosbaarheid)
Je weet wat de verdampingstijd zegt over de sterkte van de bindingen tussen moleculen
 

Slide 2 - Slide

Welke binding verbreekt bij het verdampen van een stof?
A
Atoombinding
B
Covalente binding
C
Metaalbinding
D
Vanderwaalsbinding

Slide 3 - Quiz

Hoe groter de molecuulmassa hoe ___(1)___ de vanderwaalsbinding en hoe ___(2)____ het kookpunt
A
(1) sterker / (2) lager
B
(1) sterker / (2) hoger
C
(1) zwakker / (2) lager
D
(1) zwakker / (2) hoger

Slide 4 - Quiz

Welke binding verbreekt bij het ontleden van een stof?
A
Atoombinding
B
Waterstofbrug
C
Metaalbinding
D
Vanderwaalsbinding

Slide 5 - Quiz

Welke groepen in een molecuul kunnen waterstofbruggen maken?
A
OH-groep
B
CN-groep
C
CH-groep
D
NH-groep

Slide 6 - Quiz

Welke stof heeft het hoogste kookpunt op basis van molecuulmassa?

H2S
H2O
A
H2O
B
H2S

Slide 7 - Quiz

Molecuulmassa en kookpunt
Hoe hoger de molecuulmassa, hoe sterker de vanderwaalsbinding, hoe hoger het kookpunt. 
Echter:
H2S      34,081                -60 graden (210 K)
H2O     18,015                100 graden (373 K)
NH3     17,031                 -33 graden (240 K)
PH3      33,994                -88 graden (185 K)

Slide 8 - Slide

Waterstofbruggen
  • OH en NH groepen zijn bijzonder
  • Extra bindingen maken = waterstofbrug (H-brug)
  • Veroorzaakt door polaire atoombinding
  • Die wordt weer veroorzaakt door elektronegativiteit
  • H-brug is sterker dan vanderwaalsbinding, maar minder sterk dan covalente binding



Slide 9 - Slide

Polaire en apolaire atoombinding
  • Elektronegativiteit: Binas 40A
  • Geeft aan hoe hard een kern aan elektronen trekt
  • Verschil betekent kleine lading op atoom


H=2,1 Cl=3,2
Cl trekt iets harder aan elektronen
Gedeeld elektronenpaar zit dichter bij Cl dan H
Cl klein beetje negatief 
H dus een klein beetje positief
δ+
δ

Slide 10 - Slide

Is de atoombinding tussen C en C polair of apolair?
A
polair
B
apolair

Slide 11 - Quiz

Regels H-bruggen tekenen
  • Van H molecuul 1 naar O/N molecuul 2
  • Van O/N molecuul 1 naar H molecuul 2
  • streepjes/stipjes
  • O kan 2 H-bruggen aan gaan
  • H en N allebei maar 1 

Slide 12 - Slide


Wat zijn de juiste waterstofbruggen?
A
A en B
B
A en C
C
B en C
D
Zowel in A, B als C

Slide 13 - Quiz

Hydrofiel betekent dat een stof niet graag met water willen mengen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Lost deze stof goed op in water?
A
Ja , want het molecuul bevat OH-groepen en deze kunnen waterstofbruggen maken
B
Ja, want er zijn C-H bindingen
C
Nee, want er zijn geen NH-groepen in het molecuul
D
Nee, want het is een koolwaterstof.

Slide 15 - Quiz

Lost deze stof goed op in water?
A
Ja , want het molecuul bevat OH-groepen en deze kunnen waterstofbruggen maken
B
Ja, want er zijn C-H bindingen
C
Nee, want er zijn geen NH-groepen in het molecuul
D
Nee, want het is een koolwaterstof.

Slide 16 - Quiz

Is het molecuul hydrofiel of hydrofoob?
A
Hydrofoob
B
Hydrofiel

Slide 17 - Quiz

Mengen deze moleculen?
A
nee, water is hydrofoob, en ethaan hydrofiel
B
nee, water is hydrofiel en ethaan hydrofoob
C
ja, beide zijn hydrofoob
D
ja, beide zijn hydrofiel

Slide 18 - Quiz

aan de slag 
1. Blz. 105-107 in stilte lezen
2. Opdrachten 13 en 14 blz. 108 maken

Slide 19 - Slide

Is de atoombinding tussen C en C polair of apolair?
A
polair
B
apolair

Slide 20 - Quiz