Feiten, meningen en argumenten

Feit, Mening
&
Argument



Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen.


1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Feit, Mening
&
Argument



Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen.


Slide 1 - Slide

Lesdoel
Feiten, meningen en argumenten onderscheiden in een tekst.

Slide 2 - Slide

Theorie: Feiten
  • Een feit is iets wat waar of niet waar is. Je kunt niet van mening verschillen over een feit, want het is zoals het er staat.
  • Een feit is altijd controleerbaar en bewijsbaar; je kunt dus op zoek gaan naar de bron.

Een feit kun je herkennen aan:
  • het benoemen van een onderzoeksrapport;
  • het aanhalen van een autoriteit (RIVM, Rijksoverheid);
  • een uitspraak van een expert / deskundige op dat gebied (let erop dat dit ook een mening kan zijn).

Voorbeelden feit:
Nederland heeft 12 provincies.
Onder de 18 jaar mag je geen alcohol drinken.
Aspact heeft een vestiging in Den Bosch.





Slide 3 - Slide

Theorie: mening/standpunt
  • Geeft aan wat iemand ergens persoonlijk van vindt. Iemand anders kan hier heel anders over denken. 
  • Een mening staat niet vast, dus je kunt van mening veranderen.
  •  Met je mening kun je een reden geven: “waarom vind je iets…”. Dit heet een argument.

Een mening kun je herkennen aan de volgende openingen:
ik vind… volgens mij… voor mij is dit… ik zie… ik geloof… ik denk… ik ben in de overtuiging dat…

Voorbeelden mening:
Ik vind dat energiedrankjes verboden moeten worden.
Voor mij is Azië een fantastisch continent om doorheen te reizen.
De kerstvakantie is echt verschrikkelijk.





Slide 4 - Slide

Theorie: argument
Een argument is een verdediging, reden of uitleg bij jouw mening of standpunt.
Meerdere argumenten bij elkaar noem je een argumentatie of onderbouwing.
Zonder argument is je mening of standpunt minder overtuigend, omdat je niet uitlegt waarom je iets vindt. Hoe meer argumenten, hoe overtuigender je overkomt.

Een argument kun je meestal herkennen aan de volgende woorden:
Want, omdat, namelijk en immers. Achter deze signaalwoorden staan vaak de argumenten die de mening onderbouwen.
Let op: Argumenten kunnen ook zonder signaalwoord in een tekst staan. Het is dus goed om hierop alert te zijn.

Voorbeelden:
Mening / standpunt: Ik vind dat energiedrankjes verboden moeten worden.
Argument: Energiedrankjes kunnen (namelijk) rusteloosheid, vermoeidheid en slaapproblemen, hartkloppingen en hartritmestoornissen veroorzaken.



Slide 5 - Slide

Samengevat
Feiten: een feit kun je controleren.

Meningen: een mening is wat iemand van iets vindt.

Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt.

Slide 6 - Slide

Even testen...
Hierna zie je een aantal uitspraken. Doe mee en test of je het verschil nog weet!

Slide 7 - Slide

Feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 8 - Quiz

Feit, mening of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quiz

Feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat dit een heel mooi boek is.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quiz

Feit, mening of argument?

Volgens mij zijn de meeste mensen erg bang.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quiz

Feit, mening of argument?

Het overgangsregelement zegt dat je met vijf tekortpunten niet overgaat.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quiz

Feit, mening of argument?

Want geur geeft sommige deodorants net iets extra's.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quiz

Feit, mening of argument?

Een door irritatie beschadigde huid kan leiden tot eczeem.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quiz

Feit, mening of argument?

Ik zou liever op vakantie gaan naar IJsland dan naar Spanje.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz

Feit, mening of argument?

Onze docent roept: "Jullie kunnen veel harder werken!"
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quiz

Bedenk nu zelf een zin met een feit.

Slide 17 - Open question

Bedenk nu zelf een zin met een mening.

Slide 18 - Open question

Bedenk nu zelf een zin met een argument.

Slide 19 - Open question

Kan ik onderscheid maken tussen, feiten, meningen en argumenten?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll