Je vais présenter
mes amis.Ik ga mijn vrienden voorstellen.
Je veux manger le sandwich.
Ik wil de boterham opeten.
Elle peut organiser la fête.
Zij kan het feest organiseren.
Nous pouvons remercier la prof.
Wij mogen de lerares bedanken
Je vais
les présenter.
Ik ga ze voorstellen.
Je veux le manger.
Ik wil hem opeten.
Elle peut l'organiser.
Zij kan het organiseren.
Nous pouvons la remercier.
Wij mogen haar bedanken.