Chapitre 3 - Grandes Lignes - klas 3

1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Test hoever je bent met Chapitre 3
Bonne chance!

Slide 2 - Slide

Grammaire
De passé composé = de voltooide tijd
  1. Kies een vorm van avoir 
  2. Maak van de infinitief (hele ww) een voltooid deelwoord








C'est = het is
Werkwoorden op -er
er -> é
J'ai voyagé en train
Werkwoorden op -ir
ir -> i
J'ai choisi une place calme
Werkwoorden op -re
re -> u
J'ai attendu une heure

Slide 3 - Slide

Grammaire
De passé composé van de werkwoorden avoir, être, faire en prendre is onregelmatig. Die moet je dus uit je hoofd leren!








C'est = het is
Hele werkwoord
Passé composé
Vertaling
avoir
j'ai eu
Ik heb gehad
être
j'ai été
Ik ben geweest
faire
j'ai fait
Ik heb gedaan / gemaakt
prendre
j'ai pris
Ik heb genomen

Slide 4 - Slide

Grammaire
Net als in het Nederlands maak je de passé composé van sommige werkwoorden met être ipv avoir. Als je être gebruikt, komt er soms een extra e en/of s achter het voltooid deelwoord (afhankelijk van het onderwerp).








C'est = het is
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
il est resté
elle est restée
meervoud
ils sont restés
elles sont restées

Slide 5 - Slide

Welk woord is mannelijk?
A
destination
B
neige
C
avion
D
voiture

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste vertaling?
Het vliegtuig is om 3 uur aangekomen.
A
L'avion a arrivé à 3 heures
B
L'avion est arrivé à 3 heures
C
L'avion est arrivée à 3 heures
D
L'avion est arrivées à 3 heures

Slide 7 - Quiz

Vertaal in het Frans:
Wij hebben Parijs bezocht

Slide 8 - Open question

Vertaal in het Frans:
Zij hebben de auto genomen

Slide 9 - Open question

Vertaal in het Frans:
Ik heb mijn vriend geholpen

Slide 10 - Open question

Vertaal in het Frans:
Jij bent naar Rotterdam geweest.

Slide 11 - Open question

Vertaal in het Frans:
Zij is naar Marrakech gegaan

Slide 12 - Open question

Vertaal in het Frans:
prettig

Slide 13 - Open question

Vertaal in het Frans:
Is het duur?

Slide 14 - Open question

Vertaal in het Frans:
Ik vertrek om twee uur

Slide 15 - Open question

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

  1. Het lijdend voorwerp kun je vervangen door le, la, l' of les
  2. Je zet het lijdend voorwerp vóór het eerste werkwoord,... 

Slide 16 - Slide

Je cherche mon stylo.
Ik zoek mijn pen.

Je cherche ma gomme.
Ik zoek mijn gum.

Je cherche mes lunettes.
Ik zoek mijn bril.

J'adore mon stylo.
Ik ben dol op mijn pen.
Je le cherche. 
Ik zoek hem.

Je la cherche. 
Ik zoek hem (haar).

Je les cherche. 
Ik zoek ze.

Je l'adore.
Ik ben dol op hem.

Slide 17 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

  1. Het lijdend voorwerp kun je vervangen door le, la, l' of les
  2. Je zet het lijdend voorwerp vóór het eerste werkwoord, 
=> tenzij er een heel werkwoord (infinitief) in de zin staat
Dan komt het lijdend voorwerp daarvoor te staan.

Let op het verschil tussen de infinitief (acheter) en het voltooid deelwoord/passé composé (acheté).

Slide 18 - Slide

Je vais présenter mes amis.
Ik ga mijn vrienden voorstellen.

Je veux manger le sandwich.
Ik wil de boterham opeten.

Elle peut organiser la fête.
Zij kan het feest organiseren.

Nous pouvons remercier la prof.
Wij mogen de lerares bedanken
Je vais les présenter.
Ik ga ze voorstellen.

Je veux le manger.
Ik wil hem opeten.

Elle peut l'organiser.
Zij kan het organiseren.

Nous pouvons la remercier.
Wij mogen haar bedanken.


Slide 19 - Slide

Kies het lijdend voorwerp in de zin:
Je cherche mon stylo
(ik zoek mijn pen)
A
je
B
cherche
C
mon
D
mon stylo

Slide 20 - Quiz

Kies de juiste optie:
Elle cherche les photos
Elle ...... cherche.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 21 - Quiz

Kies de juiste optie:
J'organise une fête
Je ....... organise.

A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 22 - Quiz

Kies de juiste volgorde.
Elle rencontre son amie au cinéma.
A
Elle la rencontre au cinéma.
B
Elle rencontre la au cinéma.

Slide 23 - Quiz

Kies de juiste volgorde.
Je veux utiliser ma carte pour payer.
A
Je la veux utiliser.
B
Je veux l'utiliser.

Slide 24 - Quiz

Kies de juiste volgorde.
J'ai acheté une glace.
A
Je l'ai acheté
B
Je ai l'acheté.

Slide 25 - Quiz

Vervang het lijdend voornaamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord en zet op de juiste plek:

Il visite la ville - Il ..................

Slide 26 - Open question

Vervang het lijdend voornaamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord en zet op de juiste plek:

Je regarde les étoiles - Je ..................

Slide 27 - Open question

Vervang het lijdend voornaamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord en zet op de juiste plek:

Nous allons visiter notre père - Nous ..................

Slide 28 - Open question

Vervang het lijdend voornaamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord en zet op de juiste plek:

Tu aimes manger les pommes frites - Tu ..................

Slide 29 - Open question

Hoe goed ben je voorbereid op een toets over Chapitre 3?
A
Ik ben er klaar voor!
B
Ik weet het al best goed
C
Ik moet veel leren voor een voldoende
D
Ik snap er 'les boules' niet van!

Slide 30 - Quiz

Ik geef de lessen van mevrouw Zwinkels een ....
A
4
B
6
C
8
D
10

Slide 31 - Quiz

Merci voor de gezellige lessen en wie weet au revoir!

Slide 32 - Slide