bezittelijk voornaamwoord en être

Bonjour!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

Leerdoel: 
- aan het einde van de les herken ik het bezittelijk voornaamwoord in een Franse zin
- aan het einde van de les kan ik de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken. 
- aan het eind van de les heb ik het werkwoord être herhaald.

Slide 2 - Slide

Ik ben
A
tu es
B
je suis

Slide 3 - Quiz

wij zijn
A
nous avons
B
nous sommes
C
nous sont
D
nous ont

Slide 4 - Quiz

hij is
A
il es
B
il suis
C
il a
D
il est

Slide 5 - Quiz

jij bent
A
tu est
B
tu es
C
tu suis
D
tu as

Slide 6 - Quiz

jullie zijn
A
nous avons
B
vous êtes
C
vous sont
D
vous ont

Slide 7 - Quiz

Noem de bezittelijke voor-
naamwoorden in het Nederlands.

Slide 8 - Mind map

CH3 bron H: het bezittelijk voornaamwoord (1)






Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 
De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  
BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)

Slide 9 - Slide

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Slide

Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk is en begint met een klinker of een stomme h, dan gebruik je:
mon, ton, son 
Voorbeeld:
une école
mon école

dit komt omdat het dan beter uit te spreken is!

Slide 11 - Slide

tante
parents
père
mon
ma
mes

Slide 12 - Drag question

C'est ... père.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 13 - Quiz

(hun) ... plage (v)
A
leurs
B
notre
C
votre
D
leur

Slide 14 - Quiz

(hun) ... chats sont très mignons.
A
vos
B
nos
C
leur
D
leurs

Slide 15 - Quiz

onze ouders
A
vos parents
B
ses parents
C
leurs parents
D
nos parents

Slide 16 - Quiz

mijn vriend
A
mon ami
B
mes ami
C
ma ami

Slide 17 - Quiz

mijn vriendin
A
mon amie
B
mes amie
C
ma amie

Slide 18 - Quiz

jouw tafel
A
ton table
B
tes tables
C
ta table

Slide 19 - Quiz

haar stoel
A
son chaise
B
ses chaises
C
sa chaise

Slide 20 - Quiz

zijn stoel
A
son chaise
B
ses chaises
C
sa chaise

Slide 21 - Quiz

haar kast ( v)
A
son armoire
B
ses armoires
C
sa armoire

Slide 22 - Quiz

uw bed

A
votre lit
B
vos lits
C
notre lit
D
nos lits

Slide 23 - Quiz

hun keukens
A
nos cuisines
B
leur cuisine
C
vos cuisines
D
leurs cuisines

Slide 24 - Quiz

haar tuin ( m)
A
son jardin
B
ses jardins
C
sa jardin

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Video