2. Woordvolgorde bijwoordelijke bepalingen (tijd, manier en plaats)

woordvolgorde in de zin
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

woordvolgorde in de zin

Slide 1 - Slide

lesdoel
Aan het eind van de les zet je de bijwoordelijke bepalingen (tijd, manier en plaats)  op de juiste plek in een zin.
Dit oefen je door: 
- De woorden in de juiste volgorde te zetten.
- Zinnen met een verkeerde woordvolgorde te verbeteren
- Zelf zinnen te schrijven met deze bijwoordelijke bepalingen
(Je verbetert je praktijkopdracht)

Slide 2 - Slide

Uitleg

Slide 3 - Slide

Toepassing/ voorbeelden

Slide 4 - Slide

Toepassing/ voorbeelden

Slide 5 - Slide

Toepassing/ voorbeelden

Slide 6 - Slide

UITZONDERING

Slide 7 - Slide

Nu jij!
Lees de zin. Is de woordvolgorde goed of fout?

Slide 8 - Slide

Ik ging de vorige week naar New York.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Ik ben bij de dokter gisteren geweest.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

Ik wil graag de volgende week wandelen op de Veluwe.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

Ik wil naar Amsterdam met de trein de volgende week.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quiz

Zet in de goede volgorde:
Marie/met de bus/ gisteren/ naar Roermond/ ging

Slide 13 - Open question

Zet in de goede volgorde:
Ik/ zonder jas/ ging/ de vorige week/ naar buiten.

Slide 14 - Open question

Zet in de goede volgorde:
Mijn moeder/ volgend jaar/ naar Nederland/ wil/ komen/ met het vliegtuig.

Slide 15 - Open question

Kies een zin uit jouw praktijkopdracht.
Schrijf de zin opnieuw en zet minimaal 2 bepalingen (tijd, manier, plaats) in deze zin.

Slide 16 - Open question

Vrij schrijven
Je krijgt een verhaalkaartje.
Schrijf een leuk, grappig of spannend verhaal.
Gebruik de woorden van jouw kaartje.
Jouw verhaal heeft minimaal 6 zinnen.
In het verhaal gebruik je de 
bijwoordelijke bepalingen: 
tijd, manier en plaats.

Slide 17 - Slide

Evaluatie
Wat heb je geleerd?
Wat wist je al?
Heb je tips voor de docent?
Wat wil je nog leren?

Slide 18 - Slide

differentiatie/ extra opdracht
SPREEKVAARDIGHEID

Je gaat in tweetallen a.d.h.v. de verhaalkaartjes elkaar een verhaal vertellen. Begin je verhaal met: Er was eens....
Let op de werkwoorden.
Let op de plaats van  tijd, manier en plaats in de zin.


Slide 19 - Slide