Ch.3, Gramm. C une révision + Gramm. G havo3

Bonjour H3a!
Cours du 23 février 2022
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour H3a!
Cours du 23 février 2022

Slide 1 - Slide

Bonjour classe !
Mercredi 23 février 2022

Slide 2 - Slide

Tu es comment aujourd'hui ?

Je suis en pleine forme.


Je suis fatigué(e)

 Je suis crevé(e)

Je suis amoureux - amoureuse.



Je suis triste. 

Slide 3 - Slide

Programme
  • Chapitre 3 - Grammaire C -révision/contrôle
  • Au travail! 
  • Intro - Grammaire G -connaître
  • Les devoirs pour demain
  • et Au revoir

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog van
'le futur'?

Slide 5 - Mind map

Welke zin staat in de Futur proche?
A
tu travailleras
B
vous travaillerez
C
tu vas travailler
D
vous travaillez

Slide 6 - Quiz

Welke zin staat in de Futur simple?
A
nous allons chanter
B
il va chanter
C
nous chanterons
D
il chante

Slide 7 - Quiz

Futur proche + Futur simple

Slide 8 - Slide

Let op: 
Bij onregelmatige werkwoorden gaat het anders. Er is dan een andere stam.

1 aller = gaan/   stam voor futur = ir/  ik zal gaan = j’irai
2 avoir = hebben/  stam voor futur = aur/  ik zal hebben = j’aurai
3 être = zijn /stam voor futur = ser /ik zal zijn = je serai
4 faire = maken/doen/  stam voor futur = fer/  ik zal maken = je ferai
5 pouvoir = kunnen/  stam voor futur = pourr /ik zal kunnen = je pourrai
6 venir = komen/  stam voor futur = viendr/ ik zal komen = je viendrai
7 voir = zien/   stam voor futur = verr/ ik zal zien = je verrai
8 vouloir = willen/  stam voor futur = voudr/ ik zal willen = je voudrai

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

vertaal het ww in de futur simple:
ik zal dansen (danser)

Slide 11 - Open question

vertaal het ww in de futur simple:
ik zal zijn (être)
A
j'êtrai
B
j'étais
C
je suis
D
je serai

Slide 12 - Quiz

vertaal het ww in de futur simple:
hij zal eindigen (finir)

Slide 13 - Open question

vertaal het ww in de futur simple:
u zult hebben (avoir)
A
vous aviez
B
vous auriez
C
vous aurez
D
vous avez

Slide 14 - Quiz

vertaal het ww in de futur simple:
jullie zullen werken (travailler)

Slide 15 - Open question

vertaal het ww in de futur simple:
hij zal doen (faire)
A
il fera
B
il faira
C
il faisait
D
il fait

Slide 16 - Quiz

vertaal het ww in de futur simple:
wij zullen gaan (aller)
A
nous allerons
B
nous irons
C
nous allions
D
nous allons

Slide 17 - Quiz

Grammaire G-onregelmatige werkwoord 'connaître'              

                               

Dit werkwoord betekent KENNEN en moet je leren in de 4 tijden: présent
passé composé
imparfait
futur simple

Slide 18 - Slide




Werkwoord :
CONNAîTRE


Présent:
Je connais
Tu connais
Il/elle/on connait
Nous connaissons
Vous connaissez
Ils/elles connaissent

Passé composé: 
Vorm van avoir + connu
J'ai connu
Tu as connu etc.

Slide 19 - Slide




Werkwoord :
CONNAîTRE


Imparfait
Je connaissais
Tu connaissais
Il/elle/on connaissait
Nous connaissions
Vous connaissiez
Ils/elles connaissaient



Slide 20 - Slide




Werkwoord :
CONNAîTRE


Futur
Je connaitrai
Tu connaitras
Il/elle/on connaitra
Nous connaitrons
Vous connaitrez
Ils/elles connaissaitront



Slide 21 - Slide

c'est fini

Slide 22 - Slide

Les devoirs
  • lees gramm. G in TB
  • maak oef 26 c d e  in WB
  • blijf leren voor de so's (14 + 17 mrt)

Slide 23 - Slide

Merci et au revoir!

Slide 24 - Slide