1. Je kan, aan de hand van de termen verdamping, condensatie en neerslag, op een bondige manier uitleggen hoe er zoet water op Aarde komt (begrijpen);
2. Je kan, aan de hand van de termen verdamping, condensatie, neerslag, gletsjer, meer, rivier, berg en zee en het begrip grondwaterstroom, op een schematische manier de korte en lange waterkringloop tekenen (toepassen) en;
3. Je kan, aan de hand van een kaart die delta’s en stroomgebieden op Aarde weergeeft, concluderen waarom de lengtes van lange waterkringlopen op Aarde verschillen (analyse).