A1 - Les 2

• NT2
• Hoger onderwijs

Nederlands met Rudi

Taaltraining 1

Even herhalen

Hebben en zijn

HEBBEN

Ik HEB

Jij HEBT

Hij/zij HEEFT (1 persoon)

Wij HEBBEN

Jullie HEBBEN

Zij HEBBEN (meer personen)

ZIJN

Ik BEN

Jij BENT / BEN jij?

Hij/zij IS (1 persoon)

Wij ZIJN

Jullie ZIJN

Zij ZIJN (meer personen)

Wat is het goede woord.

Ik ... een broek.

1. heb
2. hebt
3. hebben
4. heeft

Wat is het goede woord.

Ik ... een jongen.

1. bent
2. ben
3. is
4. zijn

Wat is het goede woord.

Jij ... een boek.

1. hebt
2. bent
3. is
4. zijn

Wat is het goede woord.

Wij ... lief.

1. ben
2. zijn
3. bent
4. is

Wat is het goede woord.

Jullie ... 16 jaar oud.

1. ben
2. bent
3. is
4. zijn

Wat is het goede woord.

Hij ... een jas.

1. heb
2. hebt
3. heeft
4. hebben

Wat is het goede woord.

Zij ... groot.

1. ben
2. bent
3. is
4. zijn

Wat is het goede woord.

Ik ... een auto.

1. hebben
2. is
3. heb
4. ben

Wat is het goede woord.

Wij ... grappig.

1. hebben
2. is
3. zijn
4. bent

Wat is het goede woord.

Jij ... 16 jaar oud.

1. hebt
2. is
3. zijn
4. bent

En nu iets nieuws...

nooit

soms

altijd

Frequentie: hoe vaak eet je spruitjes?

nooit

soms

vaak

meestal

altijd

Ik drink nooit melk.

Ik eet vaak brood.

nooit

soms

altijd

vaak

dikwijls

Frequentie: hoe vaak sport je?

nooit

soms

vaak

meestal

altijd

Ik sport nooit .

Ik voetbal altijd.

Ik zwem soms.

Maak een goede zin

1

2

3

altijd

Zij

basketbalt

Maak een goede zin

1

2

3

soms

Wij

stofzuigen

Maak een goede zin

1

2

3

vaak

Ik

strijk

Maak een goede zin

1

2

3

dikwijls

Hij 

bokst

Nieuw leven

Aflevering 1

Extra