V2 Clases 8 y 9 periodo 4

1 / 44
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


1
2
3
4
5
6
7

Slide 2 - Poll

¿Qué tal lo pasaste en Londres?
Fenomenal, horrible, muy bien, regular, etc.

Slide 3 - Open question

¿QUÉ TIEMPO HACE HOY?
AYUDA

Slide 4 - Open question

Programa y objetivos
- Ik ken de voorzetsels nog beter
- Ik ken de werkwoorden SALIR en VOLVER nog beter
- Ik benoem verschillende delen van het menselijk lichaam
- Ik geef informatie over het uiterlijk van een persoon
- Ik geef informatie over het karakter van een persoon 

Slide 5 - Slide

Yo salgo _________ casa a las 8 de la mañana.
A
por
B
a
C
de
D
en

Slide 6 - Quiz

Yo voy _________ la biblioteca.
A
en
B
a
C
de
D
por

Slide 7 - Quiz

Yo juego ________ fútbol ______ la mañana.
A
al / por
B
a / por
C
de / de
D
de / a

Slide 8 - Quiz

Las clases son ________ la tarde.
A
de
B
por
C
con
D
a

Slide 9 - Quiz

La fiesta es ______ las tres ______ la tarde.
A
en / de
B
a / de
C
a / por
D
en / por

Slide 10 - Quiz

Yo _______ (volver).

Slide 11 - Open question

Ellos __________ (volver)
A
volven
B
volver
C
vuelven
D
volvéis

Slide 12 - Quiz

Yo __________ (salir) con mis amigas.

Slide 13 - Open question

Unidad 8
Descripciones: beschrijvingen
- Je leert de lichaamsdelen benoemen in het Spaans
- Herhaling bijvoeglijk naamwoorden
- Je leert jezelf of een ander fysiek beschrijven
- Herhaling ww ser / estar / tener

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Describir personas en español
Om mensen te beschrijven (inclusief jijzelf) gebruiken we de werkwoorden SER en TENER.

Ken je ze nog? 

Slide 17 - Slide

Tener:hebben
Tener: hebben
yo
él, ella, usted
 nosotros
vosotros
ellos, ustedes
Tengo
tienes
tiene
tenemos
Tenéis
tienen

Slide 18 - Drag question

Ser: Zijn
Ser: Zijn
yo
él, ella, usted
 nosotros
vosotros
ellos, ustedes
soy
 eres
 es
 somos
sois
son

Slide 19 - Drag question

Dos ejemplos: 
Ella es Shakira.
Tiene los ojos marrones.
Es rubia.
Es simpática. 
Es muy guapa. 
Tiene el pelo largo. 

Slide 20 - Slide

Se llama Donald Trump.
Es antipático.
Es mayor.
Tiene los ojos azules.
Tiene el pelo corto.
Es feo. 

Slide 21 - Slide

¡A trabajar! 
Quizlet: Tienes diez minutos para estudiar en tu leerdoelenboekje o en quizlet las listas de vocabulario:
- Ik benoem verschillende delen van het menselijk lichaam
- Ik geef informatie over het uiterlijk van een persoon
- Ik geef informatie over het karakter van een persoon 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Hola, ¿Cómo estás?
Estoy bien
¡Estupendo!
Más o menos
Cansado
Tengo hambre
No muy bien :/
Tengo sueño
Tengo sed
Quiero vacaciones
Quiero aprender español

Slide 24 - Poll

Programa y objetivos
- Ik ken de lichaamsdelen nog beter
- Ik beschrijf iemand in het Spaans: karakter en persoonlijkheid

Slide 25 - Slide

TB Blz. 82 oef 1
Na het herhalen van de woordjes, mag je je woordenlijst gebruiken o de vraag te beantwoorden
Ejercicio 1 pág. 82

Slide 26 - Slide

Respuestas

1 cabeza; 2 dedos; 3 brazo; 4 espalda; 5 pie; 6 pierna; 7 estómago; 8 pecho; 9 mano; 10 cuello.

Slide 27 - Slide

TB Blz. 82 oef 2

Slide 28 - Slide

Respuestas
1 pelo; 2 ojo; 3 oreja; 4 dientes; 5 boca; 6 muelas; 7 labio; 8 cara; 9 nariz.

Slide 29 - Slide

Meer woordjes
Estudia la lista de vocabulario en Quizlet

Slide 30 - Slide

Mi monstruo
Luister naar het fragment, hierin wordt een monster beschreven. Teken het monster :)
Hulpwoorden:
1. papier
2. pen / potlood
3. woordenlijst unidad 8

Mi monstruo

Slide 31 - Slide

Hoe ziet jouw tekening van het monster eruit? Upload de foto van je tekening.

Slide 32 - Open question

Ahora tú: ¡Vamos a dibujar! 


Bedenk een monster
Beschrijf je monster aan een klasgenoot
Vergelijk elkaars monsters
Lijken ze op elkaar?


Slide 33 - Slide

¡Ahora tú!
1) TB Blz. 83 oefening 7
Let op! La tabla significa de surfplank
Las gafas de sol: de zonnebril


Slide 34 - Slide

TB blz. 83 oef 7
1. c
2. a
3. b
4. d
5. e
6. f

Slide 35 - Slide

Traduce al español....

Zij is blond.
A
Es morena.
B
Es rubia.
C
Está rubia.
D
Tiene rubia.

Slide 36 - Quiz


Wij zijn slordig/rommelig...
A
estamos desordenados.
B
estamos divertidos.
C
somos desordenados.
D
sois mayores.

Slide 37 - Quiz

Traduce al español...

Ik heb blauwe ogen.
A
tengo ojos azules.
B
tengo orejas azules.
C
soy ojos azul.
D
tengo ojos azulos.

Slide 38 - Quiz

Traduce al español:
lang haar.

Slide 39 - Open question

Ser of tener? Vul de juiste vorm in:
Mi madre y yo _________ los ojos azules.

Slide 40 - Open question

Ser of tener? Vul juiste vorm in:
¿Ana y tú ________ muy altos, no?

Slide 41 - Open question

Deberes
Bestudeer ALLE woordenlijsten van hoofdstuk 8

Slide 42 - Slide

Leerdoelen: ¿qué tal?
- Ik ken de lichaamsdelen nog beter
- Ik beschrijf iemand in het Spaans: karakter en persoonlijkheid

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide