Deze stelling keert de feiten volledig om. Onze cultuurtaal, de Nederlandse standaardtaal, is ontstaan uit de dialecten van Vlaanderen, Brabant en Holland. In een gebied is er steeds een dominante taal. Heel wat omstandigheden spelen een rol om die dominantie teweeg te brengen. Vrijwel steeds bezit de taal in kwestie politieke, sociale of economische sterkte. De taal van toonaangevende handelssteden genoot bijvoorbeeld steeds veel prestige. Een taal kan ook bewust tot standaardtaal ‘opgekweekt’ worden door corpusplanning en statusplanning. In het eerste geval wordt de taal beschreven en ook voorgeschreven. Statusplanning houdt in dat de taal een belangrijke functie krijgt in grote instanties zoals het onderwijs en het gerecht.