Grammatica - pv en wwg

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Persoonsvorm + werkwoordelijke gezegde

Planning:

• herhalen persoonsvorm 
• uitleg werkwoordelijke gezegde
• Aan de slag 

De persoonsvorm is een .....

1. Persoon
2. Ding
3. Werkwoord
4. Zelfstandig naamwoord

De persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord.

1. Juist
2. Onjuist

In elke zin staat een persoonsvorm

1. Ja
2. Nee

Wat is geen manier om de persoonsvorm te vinden?

1. De tijdsproef
2. Vraagzin maken
3. De personenproef
4. Het eerste werkwoord zoeken

Uitleg werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in een zin vormen samen het werkwoordelijke gezegde (wwg).

Wat is het werkwoordelijke gezegde in deze zin?
Hij is naar school gelopen.

1. Hij
2. Is
3. Naar school
4. Is gelopen

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Wie maakt dat werkstuk voor mij?

1. Wie
2. maakt
3. dat werkstuk
4. maakt voor mij

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. De persoonsvorm en de andere werkwoorden uit de zin.
2. Een werkwoordelijke uitdrukking
3. Een spreekwoord
4. Alle werkwoorden uit de zin, behalve de persoonsvorm.

Wat is het werkwoordelijke gezegde in deze zin:

De parkiet wil het liefst vrij kunnen vliegen.

1. wil
2. wil vrij vliegen
3. wil vliegen
4. wil kunnen vliegen

Aan de slag 

wat: maken 1.2 + 1.3 van het opdrachtenboek (opdr. 1 -3)

hoe:  in je schrift

hulp: mevrouw Rondhuis + theorieboek

tijd: 10 min 

uitkomst:  alle opdrachten staan in je schrift. 

klaar? Ga iets voor jezelf doen. 

Volgende les

Huiswerk:

Maken opdrachten van 1.2 en 1.3 

Volgende les:

Uitleg onderwerp

Wat heb je deze les geleerd?

Waar heb je hulp bij nodig?

                              Hoe voel je je na deze les?