A3 P4 De 1ste en 4de naamval

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welkom bij Duits

Ik ben er zo.....

pak alvast je chromebook, je werkboek en je schrift voor notities erbij.

Voorbereiding: Print het document "overzicht naamvallen" uit.

De 1ste en 4de naamval

De 1ste naamval...
Wat is dat ook alweer?

En wat is een 4de naamval?

De 1ste en 4de naamval

Na deze les

• heb je geoefend met de 4e naamval in het Duits
  
• kun je de 4e naamval toepassen na voorzetsels
  
•  kun je de 4e naamval toepassen bij lidwoorden + pers. voornaamwoorden
  

Voorzetsels 4e naamval

Wij kijken naar de praktijk: Je mag spieken in het "overzicht naamvallen"

bis

durch

für

gegen

ohne

um

entlang

tot

door

voor

tegen

zonder

om

aan...langs

ik
Ist das für ... ?
(kijk in de tabel onderaan)

1. ich
2. du
3. mich
4. ihn

wij
Gegen... hat er keine Chance!

1. uns
2. er
3. ihn
4. wir

(zonder jullie) ist die Reise nicht halb so toll!

(voor wie) macht ihr dieses Foto?

D____ Mann hat eine Frau.
(kijk in de tabel "Der-groep")

1. Der
2. Die
3. Das
4. Den

Ich habe für d____ Opa ein Geschenk gekauft.

1. die
2. das
3. der
4. den

Johann ist d___ Bruder von Jan.

1. den
2. der
3. die
4. das

Ich packe e..... Tasche (v).
(Kijk in de tabel "Ein-groep")

1. eines
2. einen
3. eine
4. ein

Ich packe ..... (mijn) Tasche (v).
(onder de tabel "Ein-groep")

1. mein
2. meine
3. meinen
4. meiner

Ich packe .... Stift (m) meine Tasche.

1. mein
2. meine
3. meinen
4. meiner

Kennst du (mijn) Bruder?

1. mein
2. meine
3. meinen
4. meines

Wo liegt (ons/onze) Zeitung (v)?

1. unsere
2. unse
3. unseren
4. unser

(Zijn) Geld (o) liegt auf dem Tisch.

1. Sein
2. Seine
3. Seines
4. Seiner

Kennst du meinen Bruder?
Ja, ich kenne ......(hem).
(Mix! in welke tabel moet je kijken?)

1. er
2. ihr
3. es
4. ihn

Wo liegt unsere Zeitung (v)?
..... liegt hier!

1. Sie
2. Es
3. Er
4. Ihr

Sein Geld (o) liegt auf dem Tisch.
Hast du ..... (het) gesehen?

1. ein
2. das
3. es
4. er

..... (wie) ist das?

1. Wie
2. Wer
3. Wo
4. Was

Wer ist das?
...... meinst du?(Wie bedoel je?)

1. Wie
2. Wer
3. Wen
4. Wem

Maak straks:

• stencils op classroom (kies 2 oefeningen per stencil)
  
• inleveren op classroom + nakijken
  

Heb je nog vragen?
Wat kan ik nog beter toelichten?

Noem een zin in het Duits, waar een 1ste naamval in staat.

Noem een zin in het Duits, waar een 4de naamval in staat.

Noem een zin met een voorzetsel van de 4de naamval.

Voor extra oefenmateriaal:

www.duits.de

Wat heb je geleerd deze les?

De 1ste en 4de naamval