4H - 309

Zoek je plek
Pak je
spullen
Deze les:
- HW nakijken (61, 62, 67)

Samenvatting H3
- Wat is belangrijk en wat  niet?
- Wat zijn de belangrijkste opdrachten?

Aan de slag
-Samenvattend werkblad.

 15 min 

 



10 min





15 min
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with text slides.

Items in this lesson

Zoek je plek
Pak je
spullen
Deze les:
- HW nakijken (61, 62, 67)

Samenvatting H3
- Wat is belangrijk en wat  niet?
- Wat zijn de belangrijkste opdrachten?

Aan de slag
-Samenvattend werkblad.

 15 min 

 



10 min





15 min

Slide 1 - Slide

Antwoorden 61

Slide 2 - Slide

Antwoorden 61
a) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht/ luchtweerstand / luchtweerstandskracht. 

Slide 3 - Slide

Antwoorden 61
a) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht/ luchtweerstand / luchtweerstandskracht. 

b) 

Slide 4 - Slide

Antwoorden 61
a) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht/ luchtweerstand / luchtweerstandskracht. 

b)




c) De snelheid en de versnelling van de val zijn gelijk gericht, dus versnelt de bal. 

Slide 5 - Slide

Antwoorden 61

Slide 6 - Slide

Antwoorden 61
d) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht.

Slide 7 - Slide

Antwoorden 61
d) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht.

e) 


Slide 8 - Slide

Antwoorden 61
d) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht.

e) 




f) De snelheid en de versnelling van de val zijn tegengesteld gericht, dus vertraagt de bal.


Slide 9 - Slide

Antwoorden 61
d) De zwaartekracht en de luchtwrijvingskracht.

e) 




f) De snelheid en de versnelling van de val zijn tegengesteld gericht, dus vertraagt de bal.



Slide 10 - Slide

Antwoorden 61

Slide 11 - Slide

Antwoorden 61
g) 0 m/s


Slide 12 - Slide

Antwoorden 61
g) 0 m/s

h) Als de snelheid nul is dan is de luchtweerstand ook nul.

Er werkt dan dus alleen nog de zwaartekracht op de bal.

Fz= m x g = 0,150 x 9,81 = 1,47 N

Slide 13 - Slide

Antwoorden 62

Slide 14 - Slide

Antwoorden 62

a) 
  • Fz = m · g = 1,0·10−3 × 9,81           
                         = 9,81·10−3 N

  • Fres = Fz – Fw,L
              = 9,81·10−3 − 7,2·10−3
              = 2,61·10−3 N

  • a = Fres / 
        = 2,61·10−3 / 1,0·10−3 = 2,6 m/s

Slide 15 - Slide

Antwoorden 62

Slide 16 - Slide

Antwoorden 62

  • Als de druppel op kleinere hoogte is aangekomen heeft hij langer kunnen versnellen en is de snelheid dus groter geworden. 
  • Daardoor is de luchtweerstandskracht groter geworden. 
  • Volgens Fres = Fz – Fw,L wordt de resulterende kracht dan kleiner. 
  • Volgens   a = Fres / m wordt de versnelling dan inderdaad ook kleiner.

Slide 17 - Slide

Antwoord 67 a,b
De horizontale component is 2,9 cm
Fspan,h = 2,9 × 100 = 2,9·102 N.
 De verticale component is 2,0 cm
Fspan,v = 2,0 × 100 = 2,0·102 N.

Slide 18 - Slide

Antwoord 67 c
De snelheid van de slee verandert niet, dus geldt de eerste wet van Newton.
In horizontale richting moeten de
krachten elkaar dus opheffen. In horizontale richting werken alleen Fspan,h naar rechts en Fw naar links. Deze twee krachten moeten dus even groot zijn: 
Fw = Fspan,h = 2,9·102 N

Slide 19 - Slide

Antwoord 67 d
 Ook in verticale richting moeten de krachten elkaar opheffen. De zwaartekracht werkt omlaag en de normaalkracht en de verticale component van de spankracht werken omhoog, dus: 
Fz = Fspan,v + Fn.
Fz = m · g = 47 × 9,81 = 461 N
Fn = Fz – Fspan,v 
      = 461 − 200 = 261 = 2,6·102 N

Slide 20 - Slide

Hoofdstuk 3 
Wat is er belangrijk?
Wat is er niet belangrijk?
Wat mag je overslaan?
Welke opdrachten zijn het best om mee te oefenen?

Slide 21 - Slide

3.1 Krachten in 
soort

NIET leren: 
- blz 80 vanaf "spierkracht en
   veerkracht"
- voorbeeld 1 en 2

Belangrijkste opdrachten: 7 en 9

vector

normaalkracht


schuifwrijvingskracht
rolweerstandskracht
luchtweerstandskracht
Fz=mg

Slide 22 - Slide

3.2 Krachten 
samenstellen

Leer of parallellogrammethode
of kop-staartmethode, niet beide.

Belangrijkste opdrachten: 22 en 25

krachten langs een lijn

parallellogram-methode

krachten loodrecht op elkaar:
Fres=((F1)2+(F2)2)

Slide 23 - Slide

3.3 Krachten 
ontbinden

Theorie: alles.
Extra aandacht: krachten bij een
                                  helling (blz 91).

Belangrijkste opdrachten: 32 en 36

ontbinden in componenten

krachten verticaal en horizontaal

krachten bij een helling

Slide 24 - Slide

3.4 Krachten bij
constante 
snelheid


Theorie: alles.
Extra aandacht: voorbeeld 5 (p96).

Belangrijkste opdrachten: 45 en 46




eerste wet 
van Newton

Slide 25 - Slide

3.5 Krachten bij
versnellen of 
vertragen


Theorie: alles.


Belangrijkste opdrachten: 57 en 61

tweede wet 
van Newton

vrije val

val met weerstand

Slide 26 - Slide

Maak het werkblad
timer
1:00

Slide 27 - Slide

Vector
Aangrijpingspunt
Richting
Grootte
Zwaartekracht
Normaalkracht

Slide 28 - Slide

Rolwrijvingskracht              Schuifwrijvingskracht
Luchtwrijvingskracht

Slide 29 - Slide

De krachten bij elkaar op te tellen.
De krachten van elkaar af te trekken.
De stelling van Pythagoras
Fres=((F1)2+(F2)2)
parallellogram

Slide 30 - Slide

Laat alle krachten in hetzelfde punt aangrijpen
Kies een schaal voor de tekening, of leidt deze af.
                Teken een hulplijn evenwijdig aan F1 door de punt van F2.
                Teken een hulplijn evenwijdig aan F2 door de punt van F1.
Teken Fres vanaf het aangrijpingspunt naar het kruispunt van de twee hulplijnen. 
Meet deze op, en vermenigvuldig met de schaal.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

             Teken de werklijnen in de richting waarin je wilt ontbinden, door het aangrijpingspunt van de krachten
             Teken een hulplijn evenwijdig aan de ene werklijn, door de punt van de vector.
             Teken een hulplijn evenwijdig aan de andere werklijn, door de punt van de vector.
Teken de componenten vanaf het aangrijpingspunt, naar waar de hulplijnen en werklijnen elkaar kruisen.

Slide 33 - Slide

Fw
FN

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Op voorwerpen die stilstaan of met constante snelheid bewegen werkt geen resulterende kracht; alle krachten heffen elkaar op.

Slide 36 - Slide

Als er op een voorwerp een resulterende kracht werkt, dan zal het voorwerp versnellen als de resulterende kracht in de richting van de beweging is, en vertragen als de resulterende kracht tegen de richting van de beweging in is. 
F=ma
Een val zonder luchtweerstand
a         g

Slide 37 - Slide