herhaal h. 11b en h. 12: trappen van vergelijking

1 / 18
next
Slide 1: Slide
GrieksWOStudiejaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Kies de correcte Griekse zin voor 'wie zei dit?'?
A
τις ταῦτα εἶπεν
B
τίς ταῦτα εἶπεν;
C
τίς ταῦτα λέγει;
D
τις ταῦτα λέγει

Slide 3 - Quiz

Gebruik je τίς, τις, τί of τι?


WIE ziet Achilles in zijn droom?
A
τίς
B
τις
C
τί
D
τι

Slide 4 - Quiz

τις (M/V)
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τινα
τινες
τινας
τις
τινι
τινος
τινων
τισιν

Slide 5 - Drag question

Wie van de goden zijn vreselijk?
A
τίνες θεοι δεινοι εἰσι;
B
τίνες θεῶν δεινοι εἰσι;

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

σοφώτεραι
A
comperativus
B
superlativus

Slide 11 - Quiz

positivus
comparativus
superlativus
καλός
κακίων
σοφός
ἥττων
νέος
κράτιστος
ἀγριώτατος
ἰσχυρότερος
ἀθάνατος
μέγας
σοφώτατος
δειλότερος
πλείων

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Ὁ Ὀδυσσεὺς σοφώτατος ἦν τῶν Ἀχαιῶν.
Wat is de juiste vertaling van deze zin:
1. Odysseus was slimmer dan de Grieken
2. Odysseus was de slimste van de Grieken
A
Vertaling 1
B
Vertaling 2
C
Vertaling 1 en 2
D
geen van beide

Slide 15 - Quiz

οὔ τις κρείττων τοῦ Αἴαντος ἦν
A
niemand was sterker dan Ajax
B
niet iemand van Ajax was sterker
C
niets van Ajax was sterker
D
Ajax was niet iets sterker

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide