§2: Argumentatiestructuren

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Argumentatiestructuren

Programma

• Afronden §1 (opdracht 4, p. 33-34)
• Theorie herhalen
• Argumentatiestructuren: uitleg
• Oefenen

Als je een ... [één woord] over een kwestie inneemt, dan geef je je mening over die zaak.

Een ... argument geeft aan of iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed, slecht, mooi of lelijk is.

1. feitelijk
2. waarderend

Stelling 1: Met een tegenargument ontkracht je het argument.
Stelling 2: Met een weerlegging ontkracht je de stelling.

Wat is juist?

1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
3. Zowel stelling 1 als stelling 2 zijn juist.
4. Zowel stelling 1 als stelling 2 zijn onjuist.

Blader naar blz. 33-34

En lees de tekst Steun eenzame ouderen

Onderstreep kernzinnen en omcirkel signaalwoorden

Sinecure = iets makkelijks, iets dat weinig voorstelt

Alinea 1: terwijl

• tegenstellend

Alinea 2: immers

• redengevend

Alinea 3: namelijk

• redengevend

Alinea 4: als

• voorwaardelijk

maar (2x)

• tegenstellend

en / of

• opsommend
  
  
• Alle eerste zinnen van de alinea's zijn de kernzin

Maak opdr. 4 

(blz. 33-34) 

Klaar? neem de theorie op p. 35-37 door en markeer de belangrijkste info                          

Bespreken opdr. 4

• 1 Grunberg plaatst grote vraagtekens bij het voornemen van de nieuwe minister van VWS, Hugo de Jonge, de eenzaamheid onder ouderen te verminderen.
  
• 2 Ouderen willen graag eenzaam blijven (zegt Arnon Grunberg, volgens Arie Ouwerkerk).
  
• 3 Grunberg slaat de plank mis als hij doet alsof ouderen graag eenzaam willen blijven.
  
• 4 mijns inziens
  
• 5 en 6
  - Eenzaamheid is (immers) het pijnlijke gemis aan kwaliteit en kwantiteit van sociale relaties. = waarderend argument
  - Ongeveer 10 procent van de volwassen Nederlanders heeft er in sterke mate last van, en onder 85-plussers is dat 15 procent. = feitelijk argument

Bespreken opdr. 4

• Grunberg plaatst grote vraagtekens bij het voornemen van de nieuwe minister van VWS, Hugo de Jonge, de eenzaamheid onder ouderen te verminderen (standpunt).
• Ouderen willen graag eenzaam blijven (argument).
• Zin: 'Eenzaamheid is immers het pijnlijke gemis aan kwaliteit en kwantiteit van sociale relaties.'
• 7 tegenargument
  
  De uitspraak gaat in op het standpunt (dat je bij 1 hebt genoteerd) - 
• AL heeft er o.a. een heel weekend over nagedacht :-)
• Als je het argument tegen wil spreken, moet je met bewijs komen dat ouderen helemaal niet eenzaam willen blijven. De reactiezin werpt niet het argument omver.

Bespreken opdr. 4

• 8 Het gaat erom die mensen te steunen die willen proberen hun eenzaamheid te verminderen.
• 9 Eenzaamheid kan (namelijk) een grote negatieve impact op de geestelijke en lichamelijke gezondheid hebben.
  
• 10 feitelijk argument
  
• 11 Het voornemen van de minister verdient (derhalve) steun.
  
• 12 derhalve (betekent hetzelfde als 'dus')

Door naar §2: Argumentatiestructuren

Enkelvoudige argumentatie

• Het standpunt wordt onderbouwd met één argument. 

Voorbeeld

• Roken moet geheel verboden worden
  
  
  
  
• want het is slecht voor je gezondheid. 

standpunt

argument

, want

Door naar de meervoudige argumentatiestructuren

Onderschikkende argumentatie

• Het standpunt wordt onderbouwd met één argument. 
• En dat argument wordt ondersteund met een ander argument, een subargument

Voorbeeld

• Roken moet geheel verboden worden
  
  
  
  
• want het is slecht voor je gezondheid.
  
  
  
  
  
• Je hebt namelijk een verhoogde kans op hart-, vaat- en longziekten wanneer je rookt. 

standpunt

argument

, want

, want

subargument

Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

• Het standpunt wordt onderbouwd met twee of meer argumenten. 
• Die argumenten staan inhoudelijk los van elkaar, zijn dus onafhankelijk.

Voorbeeld

•                                                              Roken moet geheel verboden worden
  
  
  
  
• A1 het is slecht voor je gezondheid.                                                                                     A2 En het stinkt.
  
  
  

Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten

• Het standpunt wordt onderbouwd met twee of meer argumenten. 
• Die argumenten werken in combinatie met elkaar en zijn dus afhankelijk. Ze hebben inhoudelijk veel met elkaar te maken. 

Voorbeeld

•                                                        Roken moet geheel verboden worden
  
  
  
  
• Roken kost veel geld.                                                                                  Het is belangrijk om geld over te houden aan 
                                                                                                                        het einde van de maand en te kunnen sparen. 
  
  
  

En je kunt de argumentatiestructuren ook nog met elkaar combineren 

Een onderschikkende en nevenschikkende argumentatiestructuur met afhankelijke en onafhankelijke argumenten 

Zie blz. 37 

Neem de theorie nog eens door op blz. 35-37

• Vervolgens maak je opdr. 1 (blz. 37-38)
• Tip: omcirkel signaalwoorden!
• Klaar? Opdracht 2 (blz. 38-39)

Opdracht 1 - A

• Standpunt: Ik denk dat het bij dit bedrijf niet zo goed gaat. 
• A1: Bijna de hele directie is vervangen.
• A2: Veel werknemers zoeken een andere baan.
  
  
• C nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Welke letter heb je ingevuld bij 1b?

Welke letter heb je ingevuld bij 1c?

Opdracht 1 - D

• Standpunt: Geen wonder (dus) dat steeds meer werkgevers de sociale media op het werk verbieden.
• A1: Veel werknemers zitten tijdens werktijd op Facebook en dergelijke.
• A2: Dat leidt behoorlijk af. 
  
  
• B nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten

Welke letter heb je ingevuld bij 1e?

Opdracht 1 - F

• Standpunt: Het lijkt erop dat het klassieke boek ondanks de komst van de e-readers niet echt wordt bedreigd.
• A1: Er worden nog steeds veel boeken verkocht en gelezen.

• A - enkelvoudige argumentatie

Maak nu opdracht 2

2

Noteer de letters achter elkaar zoals je ze in je boek hebt genoteerd, van links naar rechts, van boven naar beneden.

Let op de signaalwoorden, die helpen je goed op weg!

Aan de slag!

• Opdr. 3 (blz. 39-41)
  
  

Welke letter heb je ingevuld bij 1f?

Een argument dat waar of onwaar is.

1. Feitelijk argument
2. Waarderend argument

Het woordje 'maar' is een signaal voor een argument.

1. Waar
2. Niet waar

Met een ... ontkracht je een standpunt.

1. Tegenargument
2. Weerlegging

1. Enkelvoudige argumentatie
2. Onderschikkende argumentatie
3. Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
4. Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

1. Enkelvoudige argumentatie
2. Onderschikkende argumentatie
3. Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
4. Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Van welke argumentatiestructuur is er sprake in tekst 2?

Let op: letters komen niet overeen met je boek

1. B: Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
2. C: Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
3. D: onderschikkende argumentatie
4. E: onder- en nevenschikkende argumentatie

Van welke argumentatiestructuur is er sprake in tekst 3?

Let op: letters komen niet overeen met je boek

1. B: Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
2. C: Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
3. D: onderschikkende argumentatie
4. E: onder- en nevenschikkende argumentatie

Van welke argumentatiestructuur is er sprake in tekst 4?

1. A: Enkelvoudige argumentatie
2. B: Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
3. C: Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
4. D: onderschikkende argumentatie

Van welke argumentatiestructuur is er sprake in tekst 5?

Let op: letters komen niet overeen met je boek

1. B: Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
2. C: Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
3. D: onderschikkende argumentatie
4. E: onder- en nevenschikkende argumentatie

Van welke argumentatiestructuur is er sprake in tekst 6?

Let op: letters komen niet overeen met je boek

1. B: Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
2. C: Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
3. D: onderschikkende argumentatie
4. E: onder- en nevenschikkende argumentatie

Van welke argumentatiestructuur is er sprake in tekst 7?

Let op: letters komen niet overeen met je boek

1. B: Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
2. C: Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
3. D: onderschikkende argumentatie
4. E: onder- en nevenschikkende argumentatie