Boodschappen doen

Boodschappen doen 
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Boodschappen doen 

Slide 1 - Slide

Wat zijn boodschappen?

Waar kun je boodschappen doen?

Slide 2 - Slide

Waar doen jullie boodschappen?

Slide 3 - Mind map

Wat koop je allemaal als je boodschappen doet?

Slide 4 - Mind map

Woorden
de supermarkt              
de boodschappentas
het boodschappenlijstje 
het winkelmandje
de winkelwagen
de groente
het fruit 

Slide 5 - Slide

1
2
3
4
5
6
7

Slide 6 - Slide

de drogist

Slide 7 - Slide

Etiket

Slide 8 - Slide

2

Slide 9 - Video

Boodschappen doen
Je kan boodschappen doen in de supermarkt. Maar ook op andere plekken.

Zoals op de markt of online.

Slide 10 - Slide

De Markt
In de meeste plaatsen wordt iedere week een markt gehouden. In Harderwijk is er op zaterdag een markt. In Nunspeet op donderdag.

Wie van jullie is ooit naar de markt geweest in Nederland?
Wat heb je daar gekocht?
Hoe heb je afgerekend op de markt?

Slide 11 - Slide

Winkels
In de supermarkt en op de markt kun je veel verschillende dingen kopen. Eten, drinken, bloemen, kleding, verzorgingsproducten en schoonmaakmiddelen.

Er zijn ook nog andere winkels waar deze spullen gekocht kunnen worden.

Slide 12 - Slide

Winkels
  • Kledingwinkel   (C&A, H&M, Zara, Primark, Only)
  • Drogist (Kruidvat, DA, Etos)
  • Bakker (brood)
  • Slager (vlees)
  • Groenteboer (groenten en vaak ook fruit)
  • Bloemist (bloemen en planten)
  • Supermarkt (AH, Lidl, Vomar) 

Slide 13 - Slide

00:21
Alle flessen, kratten en blikjes die je opnieuw kan gebruiken noemen we
A
Emballage
B
Recyclen

Slide 14 - Quiz

01:12
Hoeveel lege flessen passen er in de zak?
A
100
B
230
C
250
D
5

Slide 15 - Quiz


A
Kledingwinkel
B
Supermarkt
C
Drogist
D
Slager

Slide 16 - Quiz


A
Kledingwinkel
B
Supermarkt
C
Drogist
D
Slager

Slide 17 - Quiz


A
Slager
B
Groenteboer
C
Bakker
D
Kledingwinkel

Slide 18 - Quiz

Waar kun je dit kopen?
A
Drogist
B
Supermarkt
C
Drogist + Supermarkt
D
Niet bij de drogist of supermarkt

Slide 19 - Quiz

Waar kun je dit kopen?
A
Drogist
B
Supermarkt
C
Drogist + Supermarkt
D
Niet bij de drogist of supermarkt

Slide 20 - Quiz

Wat gebruik jij als je boodschappen gaat doen?
A
B
C
D

Slide 21 - Quiz

Waar komt dit fruit vandaan?
A
Chili
B
Nederland
C
Marokko
D
Griekenland

Slide 22 - Quiz

Waar komt deze groente vandaan?
A
Chili
B
Nederland
C
Peru
D
China

Slide 23 - Quiz

Waar komt dit fruit vandaan?
A
Nederland
B
Marokko
C
Engeland
D
Spanje

Slide 24 - Quiz

Waar komt deze groente vandaan?
A
Marokko
B
Holland (Nederland)
C
Spanje
D
Eritrea

Slide 25 - Quiz

Noteer 3 korte zinnen die je in een winkel kunt gebruiken.

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Video

Wat zeg je?
Een ............ melk.
A
pot
B
zak
C
blik
D
pak

Slide 28 - Quiz

Welk woord past hier het beste?

Hoeveel .............. dat?
A
heeft
B
verkoopt
C
is
D
zegt

Slide 29 - Quiz

Of:

Hoeveel .............. dat?
A
heeft
B
verkoopt
C
kost
D
zegt

Slide 30 - Quiz

Mag ik een ........tomaten


A
een fles
B
een pond
C
een zak
D
een liter

Slide 31 - Quiz

Wat zeg je?
een ............. shampoo.
A
een pak
B
een fles
C
een blik
D
een zak

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Link

Flessenautomaat
Dit is een flessenautomaat.
Wat moet je bij dit apparaat doen?

Slide 34 - Slide

Wat vind jij lekker om te eten?
Bedenk wat je zou willen maken. 
Denk goed na over wat je nodig hebt en hoeveel.
Kijk op de de site van Jumbo of AH wat alles kost.
Jullie krijgen een lege lijst van de juf. 
Vul hier alle ingrediënten in.


Slide 35 - Slide