Les 23 - C6 Formuleren §2 Verwijzen naar personen en dingen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

WELKOM

Pak je leesboek, je Nieuw Nederlands, je schrift en je pen.

C6 Formuleren §2 Verwijzen naar personen en dingen

Programma

Startvraag

Lesdoel

Instructie en oefenen

Aan de slag

Startvraag

Zou je wereldberoemd willen zijn?

Lesdoel

Je leert verwijzen naar personen en dingen.

Verwijswoorden

Welke verwijswoorden ken je?

• Deze, die, dit en dat

• Wat is een onzijdig woord?
• Geef een voorbeeld
• Je hebt onzijdige woorden (het-woorden), mannelijke woorden en vrouwelijke woorden
• Geef een voorbeeld van een mannelijk woord
• Geef een voorbeeld van een vrouwelijk woord

• Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. Je tekst wordt een stuk fijner om te lezen als je verwijswoorden gebruikt.
• Je kent de verwijswoorden deze, die, dit en dat al.
• Andere verwijswoorden zijn bijvoorbeeld: het, hij, hem, zij, ze en haar.

Bijvoorbeeld

• Sterre verft het huis. Sterre verft het huis wit. Ik zie Sterre op de ladder staan.
  
• Beter: Sterre verft het huis. Zij verft het wit. Ik zie haar op de ladder staan.

NN C6 §2

Mk. opdr. 1 en 2 (p. 212-15)

15 minuten in stilte werken

Daarna samen bespreken

Wat heb je geleerd?

Nieuwe verwijswoorden?

• Het, hem, zij, ze en haar

Testen

Rob heeft Robs tas vergeten in de sporthal.

Vervang de onderstreepte woorden door een verwijswoord

• Rob heeft Robs tas vergeten in de sporthal.
• Mijn kettingslot is verroest en nou zit mijn kettingslot vast.
• Nadat Belinda een jaar bij de bakker had gewerkt heeft ze Belinda's ontslag ingediend. 
• Ik heb allemaal geurmonsters in mijn kamer liggen en de geurmonsters wil ik eigenlijk wel wegdoen.