This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Bedrijvende en lijdende vorm
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Na deze les
weet je wat een bedrijvende en lijdende zin is
kan je bedrijvende zinnen in de lijdende zin zetten en daarbij rekening houden met de werkwoordstijden.
Slide 2 - Slide
Het verschil
Bedrijvend = actief: je (het onderwerp) doet iets
Lijdend = passief: je (het onderwerp) ondergaat iets
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Slide
Van bedrijvend naar lijdend: hoe werkt het?
het lijdend voorwerp wordt het onderwerp
het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die met door begint: een door-bepaling
bij het werkwoordelijk gezegde wordt het hulpwerkwoord worden of zijn gebruikt
Slide 6 - Slide
'Meer dan honderd miljoen mensen bekeken dit jaar de Super Bowl.'
Wat voor zinsdeel is 'de Super Bowl'?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 7 - Quiz
'De Super Bowl werd dit jaar door meer dan honderd miljoen mensen bekeken.'
Wat voor zinsdeel is 'de Super Bowl'?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 8 - Quiz
Wat gaat er mis in de lijdende vorm? Leg uit en/of verbeter.
Bedrijvend: 'Haar buurmeisje gaf al haar verjaardagsgeld in één keer uit.' Lijdend: 'Haar verjaardagsgeld zou door haar buurmeisje in één keer uitgegeven worden.'
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Slide
Zet in de lijdende vorm: 'Mijn kat Maud heeft mijn bank kapot gekrabd.'
Slide 11 - Open question
Zet in de lijdende vorm: 'Mijn kat Maud zal mijn bank kapot krabben.'
Slide 12 - Open question
Zelfstandig werken
Wat? - NN H5.11: Bedrijvende en lijdende vorm (opdrachten 1, 2, 3 en 4)
Hoe? - Zelfstandig, uit je lesboek en in je schrift of op je laptop
Vragen? - Overleg zachtjes met je buurman of buurvrouw of steek je vinger op
Klaar? - oefen op cambiumned voor de aankomende toets