Extra Les 1: Chromosomen, allelen en eigenschappen (havo)

Extra Les 1
Genetica = 
Mooier woord voor Erfelijkheidsleer!

Over:
Extra Basisstof 9 + extra stof
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Extra Les 1
Genetica = 
Mooier woord voor Erfelijkheidsleer!

Over:
Extra Basisstof 9 + extra stof

Slide 1 - Slide

Wat leren we deze les? 
- Herhaling chromosomen, genen, allelen...
- Je kunt uitleggen hoe celdeling plaatsvindt. 
- Je weet wat dominante en recessieve allelen zijn en op welke manier deze in je fenotype tot uiting kunnen komen. 

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

Benoem in het kort waarvoor jij denkt dat genetica in de praktijk (in misschien wel jouw leven, maar ook in bijvoorbeeld het ziekenhuis en onderzoek, en en...) allemaal gebruik kan worden. 
'Genetica' in
de praktijk...

Slide 4 - Mind map

Wat zie je op de afbeelding rechts?
A
Een chromosoom
B
Twee chromosomen aan elkaar
C
Een gen
D
Een allel

Slide 5 - Quiz


Een chromsoom kan dubbel zijn (rechts op afbeelding), wanneer er celdeling gaat plaatsvinden. Dan verdubbelt het chromosoom en zit het DNA in het midden nog aan elkaar en krijg je die 'typische' X-vorm. 

Wanneer er geen celdeling plaatsvindt, is het chromosoom enkelvoudig (links op afbeelding).

A = chromosoom
B = chromosomenpaar

Slide 6 - Slide

Celdeling 
In je lichaam vindt constant celdeling (dat wordt ook wel mitose genoemd) plaats: van één lichaamscel worden dan twee lichaamscellen gemaakt. Dat gebeurt om te groeien (dan heb je meer cellen nodig!) en omdat er ook veel cellen sterven (en dan heb je nieuwe nodig!).

Op de afbeelding rechts zie je hoe dit gaat: in het meest linkse plaatje zie je een celkern met twee (enkelvoudige) chromosomen (één chromosomenpaar). Het DNA wordt gekopieerd (want iedere nieuwe cel moet natuurlijk weer je hele genotype bevatten!), dan ontstaan er dubbele chromosomen, zoals je in het tweede plaatje ziet. 
Deze worden verdeeld over de twee nieuwe cellen en uit elkaar getrokken. Dan heb je twee nieuwe cellen met weer hetzelfde DNA!  Bekijk de video hierna als je dit nog duidelijker wil zien. 

Slide 7 - Slide

1

Slide 8 - Video

01:30
Gespiraliseerd chromosoom
Dát is dus wat je als 'typisch' plaatje van een chrosoom vaak ziet! 

Slide 9 - Slide

Dominante en recessieve allelen
Lees nu eerst Extra Basisstof 9!

Slide 10 - Slide

Wat is de juiste omschrijving van een allel?
A
Een stukje DNA dat codeert voor één eigenschap
B
Een variant van een gen
C
Eén van de genen van een genenpaar
D
Een stukje chromosoom dat codeert voor een eigenschap

Slide 11 - Quiz

Allelen
B en C waren beide goed:
Van ieder chromosoom heb je er twee: samen een chromosomenpaar. Van ieder gen heb je er dus óók twee: een genenpaar. Die kunnen verschillend zijn: bijvoorbeeld een variant voor blauwe ogen en een variant voor bruine ogen. Eén zo'n variant heet dan een allel
Chromosomenpaar:

Slide 12 - Slide

Wat betekent het woord 'dominant'?
A
Iets/iemand die sterker is of meer invloed heeft dan de rest.
B
Iets/iemand die zwakker is of minder invloed heeft dan de rest.
C
Iets/iemand die onhandig is of vaak dingen verkeerd doet.
D
Iets/iemand die heel slim is of altijd het goede antwoord weet.

Slide 13 - Quiz

Dominant / recessief
Mensen kunnen dominant zijn, maar allelen kunnen dat ook zijn. 
Je hebt net geleerd dat je van ieder gen twéé varianten hebt: op ieder chromsoom van het chromosomenpaar eentje. Iedere variant is een allel. 

Van veel genen bestaan twee varianten: een dominante, 'sterke' variant, en een recessieve, 'ondergeschikte', variant. 

Slide 14 - Slide

Blauwe of bruine ogen?
De eigenschap die hoort bij het DOMINANTE allel komt altijd tot uiting, óók als je ook de andere (recessieve) variant van het gen hebt. 

Beantwoord hierover de vragen op de volgende slides... 

Slide 15 - Slide

Welke kleur ogen heeft de persoon met de allelen in de afbeelding?
A
Blauw
B
Bruin
C
Dat is niet te zeggen
D
Groen

Slide 16 - Quiz

Welke kleur ogen heeft de persoon met de allelen in de afbeelding?
A
Blauw
B
Bruin
C
Dat is niet te zeggen
D
Groen

Slide 17 - Quiz

Welke kleur ogen heeft de persoon met de allelen in de afbeelding?
A
Blauw
B
Bruin
C
Dat is niet te zeggen
D
Groen

Slide 18 - Quiz

Lesafsluiting: wat vond je het moeilijkst aan deze les?

Slide 19 - Open question

Weektaak
- Lezen en maken Extra Basisstof 9 van Thema 5
- Maken van deze LessonUp

Voor vragen ben ik bereikbaar via de Hangouts tijdens de les!

Slide 20 - Slide