Nederlands Perron 3 Voltooid deelwoord

Nederlands (week 24) 
Perron 3
Voltooid deelwoord
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands (week 24) 
Perron 3
Voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Agenda

Huiswerk? 
Sneltoets lezen
Deze week proeftoets perron 3
week 25 toetsweek -> toets perron 3 

Slide 2 - Slide

Welke 3 proeven zijn er om een PV te vinden

Slide 3 - Open question

DE PERSOONSVORM (PV)

In elke zin staan werkwoorden.

Eén van de werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv).


De persoonsvorm is dus altijd een werkwoord!

Slide 4 - Slide

WW/PV
3x tegenwoordige tijd:
  • sterk ww loop, loopt, lopen
  • zwak ww werk, werkt, werken
2x verleden tijd:
  • sterk ww liep, liepen
  • zwak ww werkte, werkten

Slide 5 - Slide

Wat is de PV?
De bakker bakt lekkere broodjes.

Slide 6 - Open question

Wat is de PV?
De kinderen fietsen naar het zwembad.

Slide 7 - Open question

Lesdoel deze week:
Aan het einde van de les kun je een voltooid deelwoord herkennen en correct schrijven en je kan van een zin herkennen in welke tijd deze staat

Slide 8 - Slide

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.
Staat nooit alleen in de zin
Heeft altijd een hulpww nodig: hebben, zijn of worden

Voltooid betekent dat iets klaar of afgelopen is.
Bijvoorbeeld:
Frits heeft zijn fietsband geplakt

Slide 9 - Slide

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord eindigt op -en of op -d of -t.

Bijvoorbeeld:
gebroken, geschreven
gehoord, gemaakt
Als je een woord langer maakt, 
hoor je of je een -d of een -t moet schrijven.

Slide 10 - Slide

OPDRACHT

Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord
dat tussen haakjes staat.

Fouten maken mag,
verbeter deze wel.

Slide 11 - Slide

Tijmen heeft een lekkere appel _____. (schillen)

Slide 12 - Open question

De gemeente heeft hier veldbloemen _____. (zaaien)

Slide 13 - Open question

Heeft hij jou voor de gek _____? (houden)

Slide 14 - Open question

Fleur is over een stoeptegel _____? (struikelen)

Slide 15 - Open question

De wedstrijd is te laat _____. (starten)

Slide 16 - Open question

Björn heeft geld _____ van zijn vriend. (lenen)

Slide 17 - Open question

Voltooide tijd
OTT = Ik speel op de Xbox
OVT = Ik speelde op de Xbox
VTT = Ik heb op de Xbox gespeeld
VVT = Ik had op de Xbox gespeeld

Slide 18 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 19 - Open question

In welke tijd staat deze zin?
Hij heeft gespeeld.
A
OTT
B
OVT
C
VTT
D
VVT

Slide 20 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Mijn oma houdt niet van pannenkoeken.
A
OTT
B
OVT
C
VTT
D
VVT

Slide 21 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Mijn ouders zijn vaak naar zo`n concert geweest.
A
OTT
B
OVT
C
VTT
D
VVT

Slide 22 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ik was in de gevangenis beland.
A
OTT
B
OVT
C
VTT
D
VVT

Slide 23 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Jan fietste snel naar huis.
A
OTT
B
OVT
C
VTT
D
VVT

Slide 24 - Quiz

Huis/Thuiswerk voor deze week 

Perron 3 blz. 55 Opdracht 25, 26, 28, 30
Klaar: opdracht 33 blz. 61

Meer uitleg over het voltooid deelwoord: https://youtu.be/2qa5Ki0mwF4



Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Evaluatie/Reflectie
Lesdoelen behaald?
Aan het einde van de les kun je een voltooid deelwoord herkennen en correct schrijven.
Hoe ging de les? Wat kan er anders?

Slide 27 - Slide