2 KM H5 Bijwoordelijke bepaling

Herhaling grammatica zinsdelen en introductie H5: Bijwoordelijke bepaling


- Herhaling grammatica 

- Herhalingsvragen

- Introductie bijwoordelijke bepaling

- Huiswerkopdrachten voor maandag 11 mei 2020

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling grammatica zinsdelen en introductie H5: Bijwoordelijke bepaling


- Herhaling grammatica 

- Herhalingsvragen

- Introductie bijwoordelijke bepaling

- Huiswerkopdrachten voor maandag 11 mei 2020

Slide 1 - Slide

Weet je nog?
Ontleden betekent: iets in stukjes verdelen en ieder
stuk een naam geven.

Bij grammatica zinsdelen, verdeel je een zin in zinsdelen.
 

Slide 2 - Slide

De zin verdelen
Zinsdelen kunnen uit één of meerdere woorden bestaan.

Om zinsdelen te vinden,
hussel je de zin door elkaar.

Alles wat vóór de persoonsvorm
staat of kan staan is één zinsdeel.

Slide 3 - Slide

Overzicht theorie grammatica zinsdelen
PV (persoonsvorm)                            Doe de tijdproef (het woord dat verandert is de PV). (checken                                                                   door een vraagzin te maken)

WG (werkwoordelijk gezegde)        Alle werkwoorden in de zin achter elkaar. Als er ‘te’ bij een
                                                              werkwoord staat, hoort dit ook bij het WG. 
                                                              (voorbeeld: Jan ligt te slapen > WG = ligt te slapen)
OW (onderwerp)                                Wie/Wat + WG?
LV (lijdend voorwerp)                       Wat (soms wie)  + WG + OW?
MW (meewerkend voorwerp)         AAN (voor) wie/wat + WG + OW + LV ?
Je moet de zinsdelen in een zin kunnen benoemen!

Slide 4 - Slide

Herhalingsvraag.
Wat is de pv?

Afgelopen zaterdag was de Open Dag.
A
Afgelopen zaterdag
B
was
C
de
D
Open Dag

Slide 5 - Quiz

Herhalingsvraag.

Welke manieren zijn er om de persoonsvorm te vinden?

Slide 6 - Open question

Herhalingsvraag.
Wat is de pv?

Wat is de hoogste berg ter wereld?
A
Wat
B
de hoogste berg
C
ter wereld
D
is

Slide 7 - Quiz

Herhalingsvraag.
Wat is het onderwerp?

Joris doet mee aan een talentenjacht.
A
Joris
B
doet
C
doet mee
D
aan een talentenjacht

Slide 8 - Quiz

Herhalingsvraag.
Wat is het onderwerp?

Welke mensen kijken er nou naar zo'n show?!
A
Welke
B
mensen
C
kijken
D
naar zo'n show

Slide 9 - Quiz

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
A
Wie/Wat?
B
Wie/Wat + pv?
C
Wie/ Wat + wg?
D
Wie/Wat + wg + o?

Slide 10 - Quiz

Herhalingsvraag.
Wat is het lijdend voorwerp?

Joris geeft de microfoon terug aan de presentator.
A
Joris
B
geeft terug
C
de microfoon
D
aan de presentator

Slide 11 - Quiz

Herhalingsvraag.
Wat is het lijdend voorwerp?

De jury geeft Joris commentaar op zijn optreden.
A
De jury
B
commentaar
C
geeft
D
op zijn optreden

Slide 12 - Quiz

Herhalingsvraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
A
Wie of wat?
B
Wie of wat + o?
C
Wie of wat + wg?
D
Wie of wat + wg +o?

Slide 13 - Quiz

Herhalingsvraag
Wat is het onderwerp?

Lieke geeft het ingevulde proefwerk aan de juf terug.
A
Lieke
B
geeft
C
het ingevulde proefwerk
D
aan de juf

Slide 14 - Quiz

Herhalingsvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Lieke geeft het ingevulde proefwerk aan de juf terug.
A
Lieke
B
geeft
C
het ingevulde proefwerk
D
geeft terug

Slide 15 - Quiz

Herhalingsvraag.
Wat is het lijdend voorwerp?

Lieke geeft het ingevulde proefwerk aan de juf terug.
A
Lieke
B
geeft terug
C
het ingevulde proefwerk
D
aan de juf

Slide 16 - Quiz

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
Aan wie / Voor wie + wg?
B
Wie of wat + wg + o?
C
Wie of wat + wg + o + lv
D
Aan wie / Voor wie + wg + o + lv?

Slide 17 - Quiz

Herhalingsvraag.
Wat is het meewerkend voorwerp?

De jury geeft Joris commentaar op zijn optreden.
A
De jury
B
Joris
C
commentaar
D
geeft

Slide 18 - Quiz

Herhalingsvraag.
Benoem het meewerkend voorwerp.

Lieke geeft het ingevulde proefwerk aan de juf terug.
A
Lieke
B
aan de juf
C
het ingevulde proefwerk
D
geeft

Slide 19 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Wat is jouw lievelingseten?
A
Wat
B
is
C
jouw
D
lievelingseten

Slide 20 - Quiz

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 21 - Open question

Wat is het onderwerp?

Waarom gooi jij dat glas nou om?
A
gooi
B
jij
C
dat glas
D
gooi om

Slide 22 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:

Waarom gooi jij dat glas nou om?

Slide 23 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?

De visser haalt de vis van het haakje.
A
De visser
B
haalt
C
de vis
D
van het haakje

Slide 24 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

De visser geeft de vis aan de visboer.
A
De visser
B
geeft
C
de vis
D
aan de visboer

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Video

Doelen
  • Je weet hoe je de bijwoordelijke bepaling kunt vinden.
  • Je kunt de bijwoordelijke bepaling(en) vinden in een zin. 

Slide 27 - Slide

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 28 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak. 
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
veel problemen
bezorgd
afgelopen zomer.

Slide 29 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De oude vrouw 
gaf 
natuurlijk
een fooi
aan de vriendelijke ober.

Slide 30 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedkeurd.

Slide 31 - Drag question

Doelen
  • Je weet hoe je de bijwoordelijke bepaling kunt vinden.
  • Je kunt de bijwoordelijke bepaling(en) vinden in een zin. 

Slide 32 - Slide

Ik weet hoe ik de bijwoordelijke bepaling kan vinden.
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quiz

Ik kan de bijwoordelijke bepaling(en) vinden in een zin.
A
ja
B
nee

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Video

Overzicht theorie grammatica zinsdelen
PV (persoonsvorm)                            Doe de tijdproef (het woord dat verandert is de PV). (checken                                                                   door een vraagzin te maken)

WG (werkwoordelijk gezegde)        Alle werkwoorden in de zin achter elkaar. Als er ‘te’ bij een
                                                              werkwoord staat, hoort dit ook bij het WG. 
                                                              (voorbeeld: Jan ligt te slapen > WG = ligt te slapen)
OW (onderwerp)                                Wie/Wat + WG?
LV (lijdend voorwerp)                       Wat (soms wie)  + WG + OW?
MW (meewerkend voorwerp)         AAN (voor) wie/wat + WG + OW + LV ?
Je moet de zinsdelen in een zin kunnen benoemen!

Slide 36 - Slide

Huiswerk H5 Taalverzorging grammatica, bijwoordelijke bepalingen


- Zet je niveau op C-niveau (= sterniveau) en maak deze paragraaf online; startopdraxcht tot en met opdracht 7

- Ga naar de extra opdracht van H5 Nieuw Nederlands Online en maak Taalverzorging Grammatica opdracht 8

- Ga naar trainen H5 Nieuw Nederlands Online en maak taalverzorging 1 (drie opdrachten van grammatica bijwoordelijke bepalingen.

                  


opdracht 1 t/m 6

blz. 86


Ben je klaar? Dan mag je alvast je werk zelfstandig nakijken. We gaan opdracht 5 zin 6 t/m 10 samen nakijken.

Slide 37 - Slide