Herhaling Taal

Herhaling voor SO Taal
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling voor SO Taal

Slide 1 - Slide

Standaardnederlands
Onder het Standaardnederlands verstaan we het Nederlands dat algemeen bruikbaar is in het publieke domein, dat wil zeggen in alle belangrijke sectoren van het openbare leven, zoals het bedrijfsleven, de rechtspraak, het onderwijs en de media. Deze taal wordt gezien als de norm. Daarom wordt hij ‘standaardtaal’ genoemd. 

Slide 2 - Slide

Wanneer kan een dialect WEL 
een zelfstandige taal worden?
Er moet sprake zijn van: 
  • taalafstand: de taal moet voldoende verschillen van het Nederlands
  • taalwil: mensen willen de taal graag spreken en aan hun kinderen leren
  • taalstatus: officiële erkenning van de taal (bijvoorbeeld door de regering van het land)

Slide 3 - Slide

Kies: eufemisme, understatement, ironie of sarcasme
1. ‘Regeren is niet uw sterkste kant’, zei de oppositieleider tegen de minister. 
2. Op 96-jarige leeftijd heeft koningin Elizabeth eindelijk de eeuwige rust gevonden. 
3. ‘Wat heb je dat weer lekker geregeld’, zuchtte Sems moeder, toen ze hem ineens midden in de nacht in de stromende regen mocht ophalen van het schoolfeest. 
4.  ‘Leuk, hoor!’, riep Juvat uit, toen de intercity naar Amsterdam Centraal vlak voor zijn neus vertrok. 

Slide 4 - Slide

Kies: eufemisme, understatement, ironie of sarcasme
1. ‘Regeren is niet uw sterkste kant’ = sarcasme 
2. de eeuwige rust gevonden = eufemisme 
3. ‘Wat heb je dat weer lekker geregeld’, = ironie
4.  ‘Leuk, hoor!’, = ironie

Slide 5 - Slide

Kies: eufemisme, understatement, ironie of sarcasme
5. ‘Jij stond kennelijk achteraan toen intelligentie werd uitgedeeld’, zei de wiskundedocent. 
6. De villa van die acteur, met een sauna en twee zwembaden, is wel een aardig optrekje. 
7. Mijn oom heeft jaren geleden in crypto geïnvesteerd en dat bracht nu wel een leuk bedragje op.
8. Er kwam een onaangenaam geurtje uit de jongenstoiletten.

Slide 6 - Slide

Kies: eufemisme, understatement, ironie of sarcasme
5. ‘Jij stond kennelijk achteraan toen intelligentie werd uitgedeeld’, = sarcamse
6. wel een aardig optrekje = understatement 
7. wel een leuk bedragje = understatement
8. onaangenaam geurtje = eufemisme

Slide 7 - Slide

Kies: pleonasme of tautologie
1. Ik ben blij en verheugd dat ik door mag naar de volgende ronde.
2. We lagen lekker op het groene gras in het zonnetje.
3. Er lag een houten boomstam in de weg.
4. We hebben circa 30 à 50 lege vellen nodig.
5. Of je aangenomen wordt, hoor je in een mondeling gesprek.
6. Ik doe het zo, want dat doe ik immers altijd.

Slide 8 - Slide

Kies: pleonasme of tautologie
1. blij en verheugd = tautologie
2. groene gras = pleonasme
3. houten boomstam = pleonasme
4. circa .. à = tautologie
5. mondeling gesprek = pleonasme
6. want ... immers = tautologie

Slide 9 - Slide

Kies: vergelijking, metafoor, metonymie, personificatie of synesthesie
1. Bij een uitvaart draagt men vaak stemmige kleding en geen schreeuwende kleuren.
2. Op de Spelen van 1920 heeft Nederland de zilveren medaille touwtrekken gewonnen.
3. Het regende onvoldoendes bij het proefwerk geschiedenis.
4. Jouw gezicht is net een open boek - ik kan precies zien wat jij denkt!
5. Wie heeft die clown aangenomen om ons wiskunde te geven?
6. Pietje heeft ons verraden. Wat een rat!

Slide 10 - Slide

Kies: vergelijking, metafoor, metonymie, personificatie of synesthesie
1. schreeuwende kleuren = synesthesie
2. Nederland = metonymie (het land waarvoor het team uitkomt)
3. Het regende onvoldoendes = personificatie
4. Jouw gezicht is net een open boek = vergelijking
5. die clown = metafoor
6. rat = metafoor

Slide 11 - Slide

Kies: vergelijking, metafoor, metonymie, personificatie of synesthesie
7. Het is gevaarlijk voor je gezondheid om dagelijks een paar blikjes energydrink te drinken.
8. Volgens Shakespeare sprak Romeo met zoete woorden tot Julia onder haar balkon.
9. In het Kröller-Müllermuseum op de Hoge Veluwe zijn veel Van Goghs te bewonderen.
10. Die roman vertelt het boeiende levensverhaal van een middeleeuwse avonturier.

Slide 12 - Slide

Kies: vergelijking, metafoor, metonymie, personificatie of synesthesie
7. een paar blikjes = de verpakking
8.  zoete woorden = synesthesie
9. Van Goghs = metonymie (de maker van de schilderijen)
10. Die roman vertelt = personificatie

Slide 13 - Slide