Functiewoorden

Functiewoorden

  • Je weet de betekenis van veel voorkomende functiewoorden.
  • Je kunt met behulp van functiewoorden de functie van een alinea benoemen.
  • Je leert teksten beter te begrijpen.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Functiewoorden

  • Je weet de betekenis van veel voorkomende functiewoorden.
  • Je kunt met behulp van functiewoorden de functie van een alinea benoemen.
  • Je leert teksten beter te begrijpen.

Slide 1 - Slide

Jullie doen allemaal wel eens boodschappen in de supermarkt.

Slide 2 - Slide

Elke stelling een functie 1
Loop je vanaf de ingang door de supermarkt dan herken je vanzelf de functie van elke stelling. De macaroni staat in een andere stelling dan de bevroren pizza's.

Slide 3 - Slide

Elke alinea een functie 1
In een tekst heeft elke alinea een functie. Die hangt meestal niet als tussenkopje boven die alinea. Al lezend herken je de functie van de woorden en zinnen.

Slide 4 - Slide

Elke alinea een functie 2
Je verwacht de oplossing niet in de inleiding en de oorzaken niet aan het einde van de tekst.

De macaronizakken staan ook niet naast de pizzadozen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Functiewoord
Omschrijving
Aanbeveling (=goede raad)
De schrijver geeft een advies aan de lezer
Probleemstelling (=probleem)
De schrijver geeft aan over welk probleem de tekst gaat
Tegenwerping (=reactie)
Een reactie op een bepaalde mening. Tegenwerping kan ook een argument zijn tegen een eerder gegeven mening
Uitwerking (=informatie)
De schrijver geeft extra informatie over (deel)onderwerp
Verklaring (=uitleg)
De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is
Weerlegging (=ontkrachting)
Ontkrachting: schrijver toont aan dat een argument niet klopt

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Functiewoorden.
Wat is een aanbeveling?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 9 - Quiz

Functiewoorden.
Wat is een constatering?
A
Het vaststellen van een feit of verschijnsel.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel of situatie.

Slide 10 - Quiz

Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
C
er is geen verschil
D
er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden

Slide 11 - Quiz

Aan de slag
Huiswerk: maken opdracht 1 & 2, vanaf bladzijde 138.

Klaar? Ga verder met opdracht 4


timer
20:00

Slide 12 - Slide

Functiewoorden (2)
LEZEN H6

Slide 13 - Slide


  • Je hebt zes nieuwe functiewoorden geleerd. Afweging, anekdote, definitie, nuancering, tegenwerping en vraagstelling.
De lesdoelen

Slide 14 - Slide

Functiewoorden
  • Hoe zat het ook alweer?
  • Waarom moet je ze kennen?
  • H5: Aanbeveling, aanleiding, constatering, probleemstelling, uitwerking en verklaring.

Slide 15 - Slide

Het functiewoord 'aanleiding' betekent ...
A
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
B
Vaststelling van een feit of verschijnsel
C
Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver

Slide 16 - Quiz

Een constatering is een ...
A
Vaststelling van een feit of verschijnsel
B
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip
C
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver

Slide 17 - Quiz

Bij een uitwerking ...
A
Laat de schrijver de betrekkelijkheid van iets zien, of hij zwakt iets af.
B
Laat de schrijver zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
C
Geeft de schrijver extra, nauwkeurig omschreven informatie bij een onderwerp
D
Geeft de schrijver details en/of maakt de schrijver de mening iets minder scherp

Slide 18 - Quiz

Functiewoorden H6
Afweging:

 
Anekdote:


Definitie:
  • Lijkt op vergelijken. De schrijver geeft voor- en nadelen en bepaalt vervolgens wat het belangrijkst is. 
  • Een verhaaltje ter illustratie bij het onderwerp van een tekst. Anekdotes komen nogal eens voor aan het begin van de tekst. 
  • Een zeer nauwkeurige omschrijving van een woord of begrip.

Slide 19 - Slide

Functiewoorden H6
Nuancering::

 
Tegenwerping:


Vraagstelling:
  • Een verfijning of kleine aanpassing van een bewering of stelling. De schrijver geeft eerst zijn mening en formuleert die vervolgens iets preciezer. 
  • Een reactie op een bepaalde mening of stelling. De ene persoon vindt iets, de ander is het hier mee oneens en vertelt waarom.
  • De schrijver geeft aan welke vraag in (een deel van) zijn tekst centraal staat.

Slide 20 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1, bladzijde 168

Slide 21 - Slide

  • Je hebt een aantal functiewoorden uit H5 herhaald.
  • Je hebt zes nieuwe functiewoorden geleerd: Afweging, anekdote, definitie, nuancering, tegenwerping en vraagstelling.
De lesdoelen

Slide 22 - Slide