week 1 reageren in onvoorziene situaties

reageren in onvoorziene situaties

Basiszorg;
Anatomie en Fysiologie;
Methodisch werken;
Communicatie;
VTH theorie;
Advies, instructie en preventie;
Sociaal netwerk;
De branche(s).
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

reageren in onvoorziene situaties

Basiszorg;
Anatomie en Fysiologie;
Methodisch werken;
Communicatie;
VTH theorie;
Advies, instructie en preventie;
Sociaal netwerk;
De branche(s).

Slide 1 - Slide

voorbereiding op het examen
door lichamelijke problemen kunnen levensgevaarlijke situaties ontstaan;
crisissituatie door gedragsproblemen van een zorgvrager;
soms kan een zorgvrager of zijn naaste gedrag vertonen dat over jouw grenzen gaat;
je kunt te maken krijgen met incidenten en calamiteiten als; brand, hittegolf of vermissing;
door verspreiding van micro-organismen, waardoor virus- en infectiecalamiteiten ontstaan.

Slide 2 - Slide

voorkomen 
is beter dan 
genezen

Slide 3 - Slide

Leereenheid: Reageren in onvoorziene situatie(s)

B1-K1-W8:
Reageert op onvoorziene en crisissituaties (Organisator).
Examen:
Reageren in onvoorziene situatie(s). CGI aan de hand van verzamelde bewijsstukken.
Reageren in onvoorziene situatie(s)
In het examen 'Reageren in onvoorziene situatie(s)' neem je deel aan het criteriumgericht interview (CGI) op basis van je eindverslag over professioneel handelen tijdens een (of meer) onvoorziene situatie(s).
De beginnend beroepsbeoefenaar:
kan onderbouwen hoe verbale en non-verbale signalen van betrokkene(n) leiden tot keuzes in handelen;
kan onderbouwen hoe observaties bijdragen aan het tijdig signaleren van gevaar en/of ongemak voor betrokkenen;
kan onderbouwen hoe snel en adequaat gehandeld kan worden volgens wettelijke richtlijnen en procedures van de organisatie;
kan onderbouwen hoe op constructieve wijze onvoorziene situatie(s) geëvalueerd worden met betrokkenen volgens de richtlijnen van de organisatie;
kan onderbouwen hoe professionele en eigen grenzen en gevoelens gehanteerd worden tijdens en na onvoorziene situatie(s)

Slide 4 - Slide

Checking d.m.v. afrondende 'Filtspresentatie'

Overtuig jezelf, je klasgenoten en je docent in maximaal 3 minuten dat je er klaar voor bent om deel te nemen aan het examen: Reageren in onvoorziene situatie(s)
Of
Geef in maximaal 3 minuten aan wat jij nog nodig hebt en/of nog dient je te doen om klaar te zijn voor het examen: Reageren in onvoorziene situatie(s)? 

Slide 5 - Slide

bpv opdrachten
BPV Opdrachten gevorderd (KD 2020) B1-K1-W8; Reageert op onvoorziene en crisissituaties (Organisator):
Onderneem actie bij onvoorziene- en crisissituaties;
Maak een poster waarmee zorgverleners snel en adequaat volgens de voorgeschreven procedures, wettelijke richtlijnen en afspraken van de organisatie kunnen handelen bij onvoorziene- en crisissituaties;
Pas risicosignalering toe om zorg te dragen voor de veiligheid van de zorgvrager.

Slide 6 - Slide

Literatuurverwijzing ZorgPad
Opleiding: MBO (KD 2020) VZ en VZ/MZ niveau 3;
Collectie: Zorg specifiek 3 VZ en VZ/MZ;
Thema: Crisissituatie;
Leerpad 2: Crisissituaties die het gevolg zijn van somatische problemen.

Slide 7 - Slide

hoe zat het ook al weer?
Somatische problemen die een acute situatie kunnen veroorzaken

Slide 8 - Slide

temperatuur (rectaal meten)
polsfrequentie (gelijkmatig of onregelmatig)
saturatie (als deze gemeten kan worden)
ademhalingsfrequentie
ademhalingsdiepte
bewustzijnsscore (reageert de zorgvrager, is hij alert?)
bloeddruk
huidreacties, kleur en huidturgor (blijft de huid staan als je deze oppakt?)
plotselinge gedragsverandering

Slide 9 - Slide

Als je een bloeddruk meet van 80/40, weet je dat deze vrij laag is en dat er iets ernstigs aan de hand is. Is de zorgvrager plotseling verward, dan kan er een neurologisch probleem zijn. Een zorgvrager die bleek en grauw ziet en zweet, kan echter ook een te lage bloedsuikerwaarde hebben. Je meet de bloeddruk, polsfrequentie en kijkt naar de kleur van het gezicht. Je observaties geef je door aan je leidinggevende.

Slide 10 - Slide

abcde methode

Slide 11 - Slide

abcde methode
waar staat de a voor en wat doe je dan?
A
airway je telt de ademhaling
B
ademhaling je controleert de huidskleur
C
airway je controleert de luchtweg
D
aspiration je controleert de huidskleur

Slide 12 - Quiz

Wat doe je wanneer de zorgvrager in een acute crisissituatie benauwd of kortademig is?
A
je legt de zorgvrager in stabiele zijligging
B
je brengt de zorgvrager in een halfzittende houding
C
je geeft de zorgvrager extra medicatie
D
je geeft de zorgvrager iets te drinken

Slide 13 - Quiz

Als verzorgende heb je verschillende taken als het gaat om crisissituaties als gevolg van somatische problemen, namelijk:

Slide 14 - Open question

Je loopt een kamer binnen en vermoedt direct een somatische crisissituatie bij de zorgvrager die je ziet. Wat doe je als eerste?

Slide 15 - Open question

wat betekent orthostatisch?

Slide 16 - Open question

Bij welke aandoeningen kan orthostatische hypotensie voorkomen
A
bloedarmoede ziekte van Parkinson
B
leveraandoening ziekte van Crohn
C
schildklierafwijking collitis ulserosa
D
hartaandoeningen diabetes

Slide 17 - Quiz

Somatische problemen die een acute situatie kunnen veroorzaken
vallen door een plotseling dalende bloeddruk;
dehydratie (uitdroging);
versuftheid door medicijngebruik;
delier (acute verwardheid);
intoxicatie (vergiftiging);
orgaanfalen (een orgaan vervult zijn normale functie niet meer);
sepsis (bloedvergiftiging).

Slide 18 - Slide

opdracht
Hebben jullie crisissituaties binnen de BPV werkplek meegemaakt, bespreek en noteer jullie meegemaakte crisissituaties.
Wanneer is er sprake van een crisissituatie?
Bedenk en noteer met elkaar naast de meegemaakte crisissituaties zoveel mogelijk andere crisissituaties die voor kunnen komen als gevolg van somatische problemen.
Beschrijf bij de genoteerde crisissituaties de taken die je als Verzorgende-IG moet doen bij een desbetreffende crisissituatie.
De subgroepen presenteren met flipovers aan de muur aan elkaar de uitgewerkte punten 2, 3 en 4 en bespreken onder leiding van de docent eventuele verschillen in de uitwerking.

Slide 19 - Slide