a. In de Grand Prix van Monaco (gebeuren) het vaak dat een coureur de bocht niet (halen).
b. Ieder jaar (toetsen) het waterschap de dijken en (herstellen) het eventuele schade.
c. Verkeer (krijgen) te maken met dichte mist, (waarschuwen) het KNMI en Weerplaza.
d. Mijn oom (kleden) zich wat vreemd, maar daar (besteden) ik geen aandacht aan.
e. Hoe (wissen) je alle zoekgeschiedenis die je browser (onthouden)?
f. Ik (roepen) je wel als we aan tafel (gaan).
g. De estafetteloper (wachten) ongeduldig tot haar teamgenoot het stokje (doorgeven).
h. Als je veel (oefenen) met werkwoordspelling, (snappen) je vanzelf hoe het werkt!
Maak in je schrift, daarna lezen.