thema 2, herh. 2.1-2.3, UL 2.4

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Dijspier
Dijbeen
Nier
Dunne darm
Wervelkolom
Rib
Ruggenmerg
Hersenen
Slokdarm
Luchtpijp
Longen
Hart
Blaas
Dikke darm
Maag
Lever
1 / 38
next
Slide 1: Drag question
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Dijspier
Dijbeen
Nier
Dunne darm
Wervelkolom
Rib
Ruggenmerg
Hersenen
Slokdarm
Luchtpijp
Longen
Hart
Blaas
Dikke darm
Maag
Lever

Slide 1 - Drag question


De afbeelding is een..

A
Houtachtige plant
B
Kruidachtige plant

Slide 2 - Quiz


Welk deel is een orgaan?
A
Hoofd
B
Skelet
C
Tong
D
Wimpers

Slide 3 - Quiz


Welk orgaanstelsel hoort het orgaan?
Bronchie
A
Zenuwstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Spierstelsel

Slide 4 - Quiz

1
2
3
4
Nerven
Bladmoes
Bladsteel
Bladschijf

Slide 5 - Drag question


Wat is de functie van het vatenstelsel?
A
Opnemen van water en mineralen
B
Transport
C
Fotosynthese
D
Glucose aanmaken

Slide 6 - Quiz


Wat heeft een plant nodig voor fotosynthese?
A
Water, Zonlicht, Zuurstof
B
Water, zonlicht, Koolstofdioxide
C
Water, mineralen
D
Glucose, water en zuurstof

Slide 7 - Quiz


Wat zijn de witte
onderdelen op de wortel?
A
Pluisjes
B
Hoofdwortels
C
Zijwortels
D
Wortelharen

Slide 8 - Quiz

Bekijk de afbeelding, er volgt een vraag

Slide 9 - Slide


Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm.....
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon

Slide 10 - Quiz

Organismen
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 11 - Drag question

Een cel van een ui is een voorbeeld van een plantaardige cel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat zijn cellen?
Geef GEEN voorbeeld

Slide 13 - Open question

Vacuole is ......
A
blaasje in plantaardige cellen dat gevuld is met vocht: Geeft stevigheid/vorm
B
Het is een cel
C
Het is cytoplasma
D
het is een onderdeel van de celwand van een plantaardige cel

Slide 14 - Quiz

Celmembraan is .....
A
een dun vliesje om het cytoplasma
B
Dit zit alleen in een plantaardige cel
C
Het is een stevige wand die stevigheid geeft
D
het is een vliesje dat goed afsluit, er gaat niets doorheen

Slide 15 - Quiz

Celplasma is .....
A
dit zijn de bladgroenkorrels in een dierlijke cel
B
het zijn opgeloste stoffen
C
bestaat alleen uit water
D
dikke vloeistof die bestaat uit water met opgeloste stoffen

Slide 16 - Quiz

Zie afbeelding:

Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor? ......
A
1, 2 en 5.
B
1, 4 en 5.
C
2, 3 en 6.
D
2, 5 en 6.

Slide 17 - Quiz

In de afbeelding zie je een schematische tekening van een plantaardige cel.

Welk nummer geeft het cytoplasma (celplasma) aan aan?
A
1
B
4
C
3
D
5

Slide 18 - Quiz

1 en 2 zijn plantaardige cellen.
Waar vindt fotosynthese plaats?
1
2
A
1 daar maakt de plant zijn eigen voedsel
B
2 daar maakt de plant zijn eigen voedsel
C
Uitleg: in de bladgroenkorrels
D
Uitleg: in de bladgroenkorrels

Slide 19 - Quiz

Dat was nog eens even een herhaling van 2.1 + 2.2 + 2.3

Om te zorgen dat je dit goed onthoud ga je het volgende doen:
1  - je doet je chromebook dicht
2 - je gaat staan en weer zitten, dit doe je 5x
2 - je zegt even helemaal niets (1 minuutje lang)
timer
1:00

Slide 20 - Slide

Je lijf heeft even je bloed laten stromen en je hoofd heeft even een minuutje gehad om de oude stof/vragen te laten onthouden.

Slide 21 - Slide

2.4 - De celkern
leerdoelen:
  • Ik kan de kenmerken van chromosomen noemen. 
  • Ik kan de bouw en functie van DNA beschrijven. 

Slide 22 - Slide

De celkern
Elke dierlijke en plantaardige cel heeft een celkern.

Op de afbeelding hiernaast zie je een dierlijke cel en hierop is de celkern heel goed te zien.


dierlijke cel met celkern

Slide 23 - Slide

Celkern
In de celkern zit belangrijke erfelijke informatie opgeslagen. 

In elke celkern liggen lange dunne draden: de chromosomen

Slide 24 - Slide

Celkern
Ze liggen in de celkern als een wirwar door elkaar.

Onder een microscoop kun je de chromosomen niet zien, behalve als een cel zich gaat delen. Dan worden de chromosomen korter en dikker en zijn ze wel zichtbaar. 

Slide 25 - Slide

Lichaamscellen
Je lichaam is opgebouwd uit cellen:
Huidcellen, spiercellen, levercellen, etc.

De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd, heten lichaamscellen.

Slide 26 - Slide

Lichaamscellen
Menselijke lichaamscellen hebben 46 chromosomen. 

Bij andere organismen kan het aantal chromosomen in de lichaamscellen anders zijn.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Bouw DNA
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit de stof DNA.

Wenteltrap met meer dan een miljoen treden.

Elke trede bestaat uit 2 stukken die precies in elkaar passen. Deze stukken heten basen.

Slide 29 - Slide

Bouw DNA
Er zijn 4 verschillende basen.  

Ze worden aangegeven met de letters;
 A T , C en G. 

Eén paar noemen we een basenpaar. 
A-T  Basenpaar
C-G   Basenpaar

Slide 30 - Slide

Functie van DNA
In het DNA ligt erorm veel informatie opgeslagen. 
Het DNA bevat de informatie voor bijna al je eigenschappen bijvoorbeeld je oogkleur: 
het DNA bepaalt welke kleurstoffen worden gevormd in de iris van het oog.

Slide 31 - Slide

Erfelijk of niet?

Slide 32 - Slide

erfelijke eigenschappen
De informatie in je DNA erf je van je ouders (de helft van je vader en de helft van je moeder). 

Eigenschappen waarvoor je de informatie van je ouders erft, noem je erfelijke eigenschappen. 

Voorbeelden van erfelijke eigenschappen zijn je oogkleur, de vorm van je gezicht en hoe lang je kunt worden. 


Slide 33 - Slide

erfelijke eigenschappen
Elke cel bevat alle erfelijke informatie van een organisme. Een cel gebruikt alleen die informatie die hij nodig heeft. 

Welke eigenschappen je precies krijgt in je leven, heeft niet alleen te aken met je DNA. Ook je omgeving en je leefwijze hebben daar invloed op. Hoe lang je wordt heeft bijvoorbeeld ook te maken met wat je eet. 

Slide 34 - Slide

Begin alsvast met je huiswerk:
maak van thema 2
van basisstof 2.4
opdrachten 1 t/m 11,  

ja dus ook opdracht +10 en samenhang 11

Slide 35 - Slide


Wat zie je op de afbeelding?

A
Een cel
B
Weefsel
C
Huidmondje
D
Tussencelstof

Slide 36 - Quiz


Wat voor functie het deel op
de afbeelding?

A
Zorgt voor de groene kleur van een plant
B
Zorgt voor water opname
C
Zorgt voor transport
D
Fotosynthese

Slide 37 - Quiz

Zet de onderstaande delen van GROOT naar klein:
Weefsels, organen, orgaanstelsels, cellen

Slide 38 - Open question